gebruikgemaakt wordt van ongedif
ferentieerde waarnemingen. Het gebruik
van ongedifferentieerde waarnemingen
is binnen GNSMART een randvoorwaarde
voor de fasemeerduidigheidsoplossing,
geoptimaliseerde modellering van alle
GNSS-fouten en verwerking. De voordelen
van ongedifferentieerde modellering en
meerduidigheden zijn:
Stationsafhankelijke fouten
Praktijk
Mast 1
GPS in Schoonoord
L.2 code- en fasewaarnemingen. Later kun
nen L5- en Galileo-waarnemingen worden
toegevoegd.
Het van elkaar scheiden en het model
leren van individuele GNSS-foutcom-
ponenten is eenvoudiger wanneer
het netwerk functioneert in absolute
modus, dat wil zeggen dat de eind
resultaten geen basislijnen zijn maar
absolute coördinaten;
geen mathematische correlatie tussen
waarnemingen;
robuust tegen falen van afzonderlijke
referentiestations.
Het gebruik van verschilwaarnemingen
(double difference waarnemingen) en
daarbij horend het gebruik van basis
lijnen tussen referentiestations zoals
in de meeste postprocessingpakketten
gebeurt, is een beperking en een verlies
aan informatie vergeleken met de onge
differentieerde benadering. Informatie
over GNSS-fouten kunnen het beste
worden verkregen via strikte vereffening
van meerdere referentiestations met
voldoende overtalligheid en netwerk
grootte.
Multipath (meerwegeffect), het (mede)
ontvangen van GPS-signalen via een
reflecterend oppervlak en dus een langere
of onzekere loopweg, is de meest beper
kende factor voor zeer nauwkeurige
positionering met GNSS. Deze fout wordt
veroorzaakt door de omgeving die echter
bijna nooit vrij te kiezen is.
Verschillende multipathreductietechnie-
ken zijn bekend en geïmplementeerd
in vele ontvangertypen. Echter, deze
technieken reduceren normaal gesproken
alleen de code-multipatheffecten. Multi-
pathfouten in fasewaarnemingen zijn vele
malen gecompliceerder om te worden
gereduceerd met slimme ontvangertech
nologie.
Alle GPS-ontvangers in het gebruikte net
werk van 06-GPS hebben al een vorm van
multipathreductie. Ook zijn alle antennes
in het netwerk chokering-antennes, die
veel minder gevoelig zijn voor multipath
dan normale, lichte roverantennes.
Door de dagelijkse herhaling van de GPS-
constellatie komen dezelfde effecten elke
dag opnieuw terug waardoor deze met
meerdere meetdagen te elimineren zijn.
Geodetische en precieze GPS-metingen
maken het noodzakelijk om de exacte
kennis van de ontvangstkarakteristieken
van de gebruikte antennes te kalibreren.
Door productieverschillen kunnen fouten
van 1-2 mm ontstaan tussen antennes
van hetzelfde type. Dit heeft geleid tot de
ontwikkeling van de absolute antennekali-
bratiemethode. Alle gebruikte antennes in
de bodemdalingprojecten zijn individueel
gekalibreerd.
Het gebruik van gekalibreerde antennes
heeft ook een logistiek voordeel. Zo hoeft
men op moeilijk begaanbare plaatsen er
niet voor te zorgen dat bij elke herhalings
meting, dezelfde antenne op hetzelfde
punt moet staan.
De Nederlandse tak van het van oor
sprong Britse bedrijf Northern Petroleum
is voornemens om de multi-stations-
techniek begin 2010 te introduceren als
signaleringsmeting van bodembeweging
ter plaatse van haar gasvelden in Neder
land. Gezien de zeer geringe verwachte
bodemdalingsnelheid van een aantal
millimeter per jaar voor deze gasvelden
is voor een semi-continue meetopzet
gekozen waarin allereerst jaarlijks wordt
gemeten. Hiervoor zijn voor Northern
Petroleum Nederland (NPN) een aantal
mobiele GNSS-meetpalen (fig. 7) ont
wikkeld op basis van de nieuwe Leica
AR25-antenne. De meetpalen bouwen
voort op het principe zoals in 2005
geïntroduceerd door de NAM. De meet
palen worden gelijktijdig opgesteld, elk
nabij een ondergronds meetmerk, en er
wordt vervolgens gedurende een week
data gelogd. Het hoogteverschil tussen
de meetpaal en het ondergrondse merk
wordt voor én na de meting gemeten via
secundaire nauwkeurigheidswaterpas
sing. Met de combinatie van waterpassing
en GNSS kan zo het hoogteverschil tussen
ondergrondse merken over grote afstan
den worden gemonitord. In het geval van
een te korte meettijd kan het effect van
multipath niet uit de dataserie worden
gefilterd. Er is daarom gekozen voor zowel
een lange meettijd als de inzet van een
hoogwaardige chokering-antenne om
multipath zoveel mogelijk te elimineren.
Fig. 7. Principe GNSS-meetpaal.
NPN hanteert voorlopig GPS met de
nieuwe meetpalen en is daarnaast voorbe
reid op het gebruik van alle bestaande
(bijvoorbeeld GLONASS) en geplande
GNSS (bijvoorbeeld Galileo).
Recentelijk is in Schoonoord (Drente)
getest of deze nieuwe aanpak de
gewenste resultaten kan leveren.
Alle mobiele GNSS-meetpalen zijn naast
elkaar in een testveld opgesteld (fig. 8), elk
op een stalen pen. Zowel de stalen pen
nen als de palen van de tuidraden zijn vast
geslagen in de harde keileemlaag op een
diepte van een meter onder het maaiveld.
Ter controle van de GPS-resultaten zijn de
palen via nauwkeurigheidswaterpassing
48 Geo-lnfo 2010-1