Goede bodeminformatie
kan voor planontwikkelaars
voordeel betekenen in tijd en geld
De verschillende data-aanbieders in het
project bodemvenster waren wel in voor een
klein combinatie-experiment. Aangezien
deze aanbieders allemaal een webservice'in
het schap'hadden liggen kostte het weinig
moeite om het combineren van lagen in de
praktijk te beproeven. Niet gehinderd door
al te hoge ambities rond user interaction
en design werden de lagen bijgeprikt in de
webmappingapplicatie die daar het meest
geschikt voor leek (de Nieuwe Kaart van
Nederland) en onder een nieuwe URL
www.bodemvenster.nl in de lucht gebracht.
Het resultaat is een online kaartmachientje
waarmee tientallen lagen van verschillende
aanbieders zijn aan te roepen. De volgende
stap was om met dit'proof of
concept'op het scherm het gesprek
aan te gaan met veronderstelde
gebruikers. In een rondgang langs
professionals in de wereld van
markt, bestuur, beleid, advies en
onderzoek werden reflecties en
ervaringen uit de praktijk opgehaald. Een
korte opsomming van de inzichten die bij
deze rondgang zijn opgehaald:
1. gesprekspartners zijn in het algemeen
positief verrast door het integrale aanbod
van verschillende aanbieders in één appli
catie. Vrijwel iedereen ziet de noodzaak
en de meerwaarde van het combineren
van beschikbare geo-informatie bij het
integraal ontwikkelen van een gebied;
2. er is een warme belangstelling voor
bodeminformatie in combinatie met RO-
informatie. Het besef dringt doordat het
meenemen van de bodem in ruimtelijke
afwegingen letterlijk winst kan opleveren.
Winst op het gebied van beleidsdoelen als
duurzaamheid, maar ook beheersing en
beperking van kosten, tijd en/of risico's;
3. door bij het ontwerpen van oplossingen
rekening te houden met verschillende lagen
worden in de praktijk nu al slimme oplossin
gen bedacht. Daarmee worden ongelukken
voorkomen (kosten, vertraging, draagvlak).
De precieze rol die de beschikbaarheid
van geo-informatie bij die casussen heeft
gespeeld is moeilijk te achterhalen. Er zijn
ook voorbeelden uit de RO-praktijk waarin
uit kennelijke onwetendheid minder
slimme oplossingen zijn doorgezet;
4. onduidelijkheid over de precieze status
van de aangeboden informatie weerhoudt
partijen van uitbundig gebruik van de
geo-informatie. Mogelijk wekt de grote
hoeveelheid en de diverse kwaliteit van
de geo-informatie binnen een applicatie
onbedoeld wantrouwen. Zeker daar waar
investeringsbeslissingen worden geno
men is betrouwbaarheid en actualiteit
van de (gecombineerde) data van groot
belang;
een applicatie die alles met alles combi
neert is eigenlijk alleen geschikt voor de
specialisten. Het meer in de belangstelling
staan van de bodem en de verhoogde
beschikbaarheid van bodeminformatie
maakt dat ook anderen dan specialisten
kennis willen nemen van de informatie.
Dat stelt nieuwe eisen aan de context
waarin de informatie wordt aangeboden.
Voor burgers en beroepsmatige leken
biedt de pilot-applicatie bodemvenster
te weinig achtergrondinformatie. Een
beperkter informatieaanbod/een site met
een verhaal'rondom een eendimensio
nale vraag is in de informatieoverdracht
effectiever dan een catalogusbenadering
waarin de leek al snel de weg kwijt raakt;
6. de doelgroep die daarbij het meest
belang heeft bij landsdekkende bestan
den, zijn beleidsmakers op macroniveau.
Zij kunnen daarmee snel een overzicht
of een impressie van de situatie in een
bepaald gebied verkrijgen. Voor partijen
die daadwerkelijk in een gebiedsont-
wikkeling zitten is meer informatie op
een uiterst gedetailleerd schaalniveau
noodzakelijk;
7. applicaties die verschillende soorten
geo-informatie presenteren winnen aan
zeggingskracht als ze niet alleen een
kaartbeeld maar ook een advies of een
checklist met kansen en bedreigingen
(aandachtspunten voor die specifieke plek
met het oog op die specifieke ontwikke
ling) kunnen afgeven. Dat vergt van een
applicatie een zekere'kunstmatige intel
ligentie'die verder gaat dan het presente
ren van een gecombineerd kaartbeeld.
Sommigen spreken over een wiidwestsi-
tuatie in de ondergrond, doelend op de
noodzaak ook ondergrondse bestemmingen
te plannen en af te stemmen. Je zou kunnen
stellen dat die wildwestsituatie zich ook in
het virtuele domein aftekent. Applicaties en
portals schieten als paddenstoelen uit de
grond en de coördinatie lijkt ver te zoeken.
Een landelijk initiatief zoals het project
BIELLS, draagt zeker bij aan de kanalisering,
maar heeft als project geen mandaat gehad.
Waarom zou een applicatie meer of minder
in de wereld van bodem en ruimtelijk beleid
nu een probleem zijn, terwijl we bij het kie
zen van onze mobiele telefoon tegenwoor
dig zwaar laten meewegen hoeveel duizend
apps er voor beschikbaar zijn. De oneindige
hoeveelheid apps voor de iPhone gelden
in het algemeen als een kracht. In het geval
van BIELLS heeft de overheid voortouw
genomen een applicatie te ontwikkelen,
om daarmee de realisatie van
een beleidsdoel te ondersteunen.
Maar misschien is de markt wel de
eindgebruiker van goed ontslo
ten geo-informatie. De overheid
beperkt zich tot de basisinfrastruc
tuur van beschikbaarheid van data
en bijbehorende standaarden, de markt
vult het verder creatief in. De overheid zorgt
dat er een brandweer is, maar de beste
brandweerautofabriek verkoopt de meeste
brandweerauto's. En die beste auto kun je
pas bouwen als je je goed verdiept in het vak
van de brandweerman.
De projecten BIELLS en Bodemvenster zijn
eind 2009 afgerond en hebben het pad naar
'de'eindgebruiker van bodeminformatie
nader verkend. Het is de grote vraag wat er
nog nodig is voordat het balletje vanzelf gaat
rollen. Het bouwen van simpele eenduidige
applicaties die maar op een vraag een
(betrouwbaar) antwoord geven, zou wel
eens dichter kunnen aansluiten bij de markt
vraag dan die ene wonderapplicatie die
alles kan. Klein en fijn en heel betrouwbaar.
Er is een grote kans dat de klant waarvoor
je het hebt gebouwd morgen alweer een
aanvullende vraag heeft. Maar dat zal voor
de marktpartijen niet het probleem zijn, daar
valt juist prima een business op te drijven.
Randvoorwaarde is wel dat de publieke
infrastructuur voor bodeminformatie goed
op orde is. Afspraken over inwinning, kwali
teitsborging van de data, standaarden voor
opslag, ontsluiting via betrouwbare webser
vices, en spelregels rond het (her)gebruik.
Coördinatie op initiatieven die dit voor elkaar
willen krijgen is en blijft ook in de toekomst
noodzakelijk. Vanuit zo'n solide basis kan
elke denkbare gebruiker zijn vragen in de
toekomst beantwoord krijgen.
Geo-lnfo 2010-3 21