Conclusie
Eindnoten
Reactie van Marius Broos, amb
tenaar Kadaster Eindhoven en
(amateur)historicus
Overigens:
komen over het archiefbeheer.
Sinds kort wordt door het Kadaster en
het Nationaal Archief overlegd over de
verschillende scenario's voor het geza
menlijke beheer van de digitale archiefbe
standen bij het Kadaster. Dit overleg vindt
plaats in kader van de digitale duurzaam
heid, waarbij regels voor de inrichting van
het digitaal depot zijn geformuleerd, die
ook van toepassing zijn op het Kadaster.
Hopelijk is er voor de afronding van de
digitalisering van hulpkaarten in 2010 een
nieuw samenwerkingsakkoord tussen
Kadaster en het Nationaal Archief voor het
digitaal archiefbeheer.
De digitalisering bij het Kadaster geeft
nu misschien aanleiding tot bezorgdheid
onder geodeten, maar het biedt goede
hoop op de totstandkoming van een
nieuwe regeling voor het gezamenlijke
beheer van de digitale archief door het
Kadaster en het Nationaal Archief.
De digitalisering van hulpkaarten is in
dit opzicht misschien wel een 'blessing in
disguise'voor het archiefbeheer van het
Kadaster.
1 R. van der Schans, De ontsluiting van het
kadastrale verleden- een bron van zorg Geo-
Infosi 2009) 150-152.
2 Rijksarchiefinspectie 2005, Doorlichting
archiefbeheer van de dienst voor het Kadaster
en de Openbare Registers, Deze machtiging
onder de Archiefwet 1962 is destijds voor
onbepaalde tijd verstrekt speciaal voor de
registers en kaarten en is nooit ingetrokken.
3 Kernpunt van dit'Herenakkoord'was dat het
Kadaster met de over te dragen registers
gratis een raadpleegbaar kopiebestand op
microfilm leverde. In ruil hiervoor zagen
Rijksarchieven af van eisen t.a.v. de materiële
staat en betaalden de verpakking.
4 Zie voor recente handleiding P. Kruizinga.'De
kadastrale legger en aanverwante bronnen',
1812-1990in: Broncommentaren 3,1997,17-73.
Pdf versie te downloaden www.inghist.nl/
pdf/Broncommentaren/voorlopig/Broncom-
mentaren_3_C0mpleet.pdf
5 Op de hulpkaart worden de juridische
grenzen van zakelijke rechten op grond
afgebeeld, de topografie ontbreekt volledig.
Zie C. Koeman en FJ. Ormeling, Algemene
Kartografie, Geografisch Instituut Utrecht, z.j.
6 Onderzoek bij Kadasterkantoor Zoetermeer
naar de materiële staat middels een aselecte
steekproef met nauwkeurigheid van 90%
op bestandsomvang van 225.000 kaarten,
vertoonde 54% scheuren; 24 cellotape-
resten; 24 perforaties en 16 vouwen. De
veldwerken voor 1880 zijn ernstig aangetast
door verzuring van papier en moeten volle
dig worden gerestaureerd. De steekproef bij
deze vestiging was voldoende representatief
voor andere vestigingen, want het betrof uni
form kaartmateriaal opgeborgen in dezelfde
mappen en hangkasten. Het kaartmateriaal
werd onder vergelijkbare condities bewaard
en gebruikt door kadastermedewerkers. De
gehele de restauratie kost circa 7900 mens-
dagen. Gezien dit onderzoek zou juist de
slechte materiële staat reden voor bezorgd
heid moeten zijn voor de onderzoekers.
7 Zie o.a. C. Koeman, Geschiedenis van de
kartografie van Nederland, De Bilt, 1981, p. 229.
C. Koeman en FJ. Ormeling, Algemene
Kartografie, Geografisch Instituut Utrecht, z.j.
p. 106. Oude plans worden als onbetrouw
baar en ondeugdelijk gekwalificeerd; A. van
der Meer, Gemeentegrenzen in Nederland: een
juridisch, technisch en kadastraal onderzoek,
2007 p. 89-92.
8 Broncommentaren 3,1997 p. 91; C. Koeman,
Bijdragen van het Kadaster aan de karto
grafie van Nederlandin P. de Haan, e.a.: Op
goede gronden, Den Haag, 1982 p. 103-134;
W. Dubbelt, Het Kadaster, de oprichting en de
geschiedenis, samengesteld ten behoeve van
de opleiding voor laandmeetkundig ambte
naarvan het kadaster, Apeldoorn, 1968, p. 48;
M. Vos, de, Het kadaster en de boekhouding op
de hypotheken; de tegenwoordige inrichting
voorafgegaan door die in vroegere tijdvakken,
Groningen, 1902, p. 244-245; p. 253-254.
Met de hulpkaart werd periodiek een bijblad
vervaardigd van de kadastrale sectie. In de
20e eeuw diende het bijblad als basis voor de
hulpkaart Nationaal Archief 4.KADOR-GS en
4.KADOR- RS (bijbladen van Zuid-Holland),
4.KADOR-VP (de vervallen nette-en veldplans
van Zuid-Hcllandse gemeenten). 4-KADOR-
GB (Kopieplans van Zuid-Hoilana uit 1880
van herziening van de grondbelasting).
9 Broncommentaren 3,1997, p. 38.
10 E. Heere, Oude kaarten in een Gis, mogelijk
heden en beperkingen, Caert-Thresoor, 28
(2009) afl. 2,33-39.
De hulpkaart kan door georeferen in verband
worden gebracht met andere nauwkeurige
kaarten gebaseerd op het rijksdriehoeksnet.
1. De slechte materiële staat van hulp
kaarten geldt lang niet voor alle vesti
gingen. Het is logisch dat in bebouwde
gebieden (met name in de Randstad) veel
meer gebruikgemaakt is van de kadas
trale bescheiden dan in kleine dorpsge
meenschappen met weinig transacties
(landelijk gebied).
2. Bij gebrek aan ander materiaal is alles
gewenst en uniek. Tot 1900 zijn er amper
plattegrondtekeningen van gebouwen,
stedelijke gebieden enz.
3. informatie van hulpkaarten is inder
daad verwerkt in andere kaarten,
maar die ontbreken nu juist bij andere
(gemeentelijke) archieven. Slechts spora
disch zijn er plans bewaard gebleven.
4.Tussen hulpkaarten en leggers is geen
direct verband, maar het is wel verdraaid
handig om te weten wat er precies is
bijgebouwd, verenigd, gesplitst of afge
broken. Dat blijkt niet uit leggers, maar
wel uit hulpkaarten, al zijn ze misschien
slecht.
Waarom hulpkaarten niet beschik
baar stellen aan andere archieven?
Is er geen uitwisseling mogelijk?
Veel (inter)gemeentelijke archieven
zouden er ontzettend blij mee zijn.
Het is een verrijking van hun eigen,
vaak schaarse, kaartmateriaal;
Waarom bijv. alleen hulpkaarten tot
1940 niet bewaren? Er is al zo weinig
bewaard uit die tijd en juist die groep
is maar heel beperkt in omvang.
Na 1945 is het vijf- tot tienvoudige
geproduceerd;
Waarom wel analoge leggers
bewaren, die vaak in nog veel
slechtere staat verkeren en waarvan
elke gemeentelijk archief ook een
exemplaar bezit?
Kortom, ik heb het idee dat het Nationaal
Archief weinig kennis van zaken heeft
als het gaat om kadastrale archieven en
zich te veel inlaat met leidinggevend
personeel bij het Kadaster dat geen enkel
cultuurhistorisch besef heeft en niet
weet waar een (amateur-jhistoricus om
verlegen zit.
22 Geo-lnfo 2010-4