Driehoeksmeting bij het Kadaster
n.a.v. 125 jaar Rijksdriehoeksmeting
Dit jaar bestaat de Rijksdriehoeksmeting 125 jaar. Het Kadaster de beheerderervan sinds 1930 zal
nog aandacht aan dat jubileum schenken. Deze bredere geschiedkundige bijdrage start met de
driehoeksmeting van Krayenhoff, ook al werd die niet benut bij de kadastrering van Nederland. Sinds
midden jaren 90 ontstond er een samenwerking met het hoogtereferentiesysteem NAP.
Oprichting Kadaster
Onder het Franse bewind werd per 1 maart
1811 begonnen met het opzetten van een
Kadaster naar Frans model. Markante
bijzonderheid is in dit geval dat voor het
maken van de kaarten geen gebruik werd
gemaakt van de grondslag die Krayenhoff
had gelegd. Toen de
Fransen in 1813 waren
mensenleven
Frans Jansen, oud hoofd RD bij het Kadaster
Rond 1750 startte men in Frankrijk met tri
angulatie ten behoeve van grootschalige
topografische kaarten. Onder invloed van
de Franse overheersing kreeg de voorma
lige huisarts luitenant-kolonel-ingenieur
Cornelis Krayenhoff (1758 -1840) de
opdracht een driehoeksnet te maken ten
behoeve van een kaart van de Bataafse
Republiek. Limburg behoorde daar toen
nog niet bij. Hij voerde in de jaren 1802
-1811 een driehoeksmeting uit voor de
vervaardiging van de eerste Topografische
Kaart van Nederland. Hij deed dit met
geleende instrumenten van de Fransen.
Het net was tevens bedoeld als verbinding
van de reeds tot stand gekomen drie-
hoeksnetten van Frankrijken het toenma
lige koninkrijk Hannover. Het resultaat was
een kaart die duidelijk een ander beeld
gaf van ons grondgebied dan tot dan toe
het geval was (fig. i).
(oud-) kadastermedewerkers kunnen zich
dat beslist nog herinneren. De kaarten
waren meestal op schaal 11250 voor
bebouwd gebied of 12500 voor buiten
gebied of in een enkel geval i5000. Voor
de bijhouding moest er destijds worden
'gemeten in de kaart'.
Op verzoek van Pruisen werd door Neder
land in de jaren 1862-1864 een onderzoek
ingesteld naar de nauwkeurigheid van het
net van Krayenhoff. Dit
RD kostte in 1888 onderzoek werd inge-
Fig. i. Het driehoeksnet van Krayenhoff (Alle afbeeldingen zijn afkomstig
uit het archief van de RD, thans in Kadastermuseum).
vertrokken raakten de
werkzaamheden in het
slop. In 1816 werd onder koning Willem I
het werk weer opgepakt en er werd zelfs
verordonneerd dat voor iedere gemeente
een eigen driehoeks
net moest worden
opgezet ten behoeve
van de te maken
kadastrale kaarten. In
1832 was alle eigen
dom van onroerend
goed geregistreerd
en waren de bijbe
horende kaarten ook
klaar. Het Kadaster
begon officieel aan
zijn taak. De kaarten
met hun lokale
driehoeksnetten
zijn daarna ook nog
lange tijd in gebruik
geweest. Sommige
wel 150 jaar. Veel
steld om te beoordelen
of het net een deel zou
kunnen vormen van een grote Europese
graadmeting. Men hoopte hieruit betere
resultaten te verkrijgen voor de grootte
en de vorm van de aarde dan uit de tot
dan toe verrichte kleinere graadmetingen.
Bij het onderzoek bleek al spoedig dat de
metingen van Krayenhoff bij lange na niet
voldeden aan de gestelde nauwkeurighe
den. Het gevolg was dat prof. Stamkart van
de Nederlandse regering opdracht kreeg
voor de uitvoering van een geheel nieuwe
driehoeksmeting.Toen hij in 1882 over
leed waren de hoekmetingen tot op drie
punten na gereedgekomen. Intussen was
in 1879 door de Koninklijke Academie van
Wetenschappen de Rijkscommissie voor
Graadmeting en Waterpassing ingesteld.
Men had blijkbaar al in de gaten dat
Stamkart het niet lang meer zou maken en
vond het wenselijk om de voltooiing van
de werkzaamheden aan het driehoeksnet
veilig te stellen. Tevens was er een instantie
4 Geo-Info 2010-4