Myriahedrale projecties zi i een nieuwe klasse van kaartprojecties gebaseerd op het afbeelden van de globe op een polyëder met heel veel vlakken 7\ Fig.3. Close-up van een opgedeelde icosaëder. pool en laten afnemen in de richting van de andere pool krijgen we een azimutale projectie (met onderbrekingen). Als we het gewicht hoog kiezen op de evenaar en laten afnemen in de richting van de polen, dan krijgen we een duigenkaart. Op een soortgelijke manier kunnen ook kegelpro jecties en azimutale projecties met twee halfronden worden verkregen. De onder brekingen in de kaart geven hierbij een indruk van de vervorming die optreedt bij de bijbehorende versies zonder onder brekingen. We zien bijvoorbeeld dat het gebruik van twee halfronden bij azimutale projecties veel minder vervorming geeft. Een visueel interessant resultaat wordt verkregen door het gewicht vanaf een centrale meridiaan te laten afnemen. We krijgen dan stroken langs parallellen, ofwel, de myriahedrale versie van de poly- conische projectie van Hassler uit 1820. Een andere keuze voor een rooster is om te beginnen met regelmatige veelvlakken en de facetten vervolgens herhaaldelijk op te delen. Een octaëder bijvoorbeeld bestaat uit acht driehoeken, een icosaëder heeft er twintig. Deze driehoeken kunnen we elk opdelen in vier kleinere driehoeken en dit kunnen we een aantal malen herha len. In figuur 1 is een icosaëder gebruikt. Een dergelijk schema wordt onder andere gebruikt voor geospatiële data [Dutton, 1996]. Door de gewichten van de randen secuur te kiezen, kunnen we forceren dat oorspronkelijke driehoeken zoveel mogelijk behouden blijven en de onderbrekingen geven vervolgens een fractaal patroon. Dit wordt goed zichtbaar als we de rand expliciet tekenen. Als we dat niet doen, dan blijkt dat op diepere niveaus de onderbre kingen al snel heel smal worden. Het aard oppervlak wordt relatief gezien steeds platter. Als we een stukje van de kaart uitvergroten, dan krijgen we een indruk van de vervorming die bijvoorbeeld optreedt bij het afbeelden van Europa (fig. 3). Bij de voorgaande oplossingen wordt geen rekening gehouden met de inhoud van de kaart zelf. Het ligt voor de hand om dit wel te doen, en er bijvoorbeeld naar te streven dat bij het opensnijden van de globe de continenten zoveel mogelijk worden ont zien. Hiertoe definiëren we eerst voor elk punt op de globe een gewicht w, dat een maat is voor de hoeveelheid landmassa in de omgeving van dit punt. In het hart van continenten is deze waarde hoog, in het midden van oceanen laag. Deze functie wgebruiken we om het rooster te gene reren en als gewicht om te beslissen over vouwen en sneden. De waarden voor w bepalen we als volgt. We beginnen met een zwart/wit kaart van de wereld, waarbij zwart bijvoorbeeld gelijk is aan o is en wit gelijk is aan 1. Vervolgens nemen we per punt een gewogen gemid delde van de naburige waarden, ofwel, we convolueren meteen Gaussisch filter waarbij rekening wordt gehouden met de kromming van de globe. Dit levert een beeld op waarin de continenten zijn terug te vinden als wazige vlekken (fig. 4). Het rooster wordt gegenereerd door twee verzamelingen lijnen te genereren: contourlijnen van dit beeld en lijnen die hier loodrecht opstaan. Combinatie van deze twee sets lijnen, gevolgd door een opschoonslag, levert een opdeling van het oppervlak in facetten. We willen over de globe een min of meer uniforme dichtheid van dit rooster. Dit realiseren we door voor het genereren van de lijnen gebruik te maken van een techniek voor het gene reren van stroomlijnen met een uniforme dichtheid [Jobard and Lefer, 1997]- Fig.4. Opdeling op basis van continenten: globe, gewichtsfunctie w, rooster, snedes. Geo-lnfo 2010-5 29

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2010 | | pagina 31