toch verwijzen gemeentelijke documen
ten, bijvoorbeeld bouwvergunningen,
naar percelen die we alleen nog van
de hulpkaarten kennen. Ik ben voorne
mens de 1600 bouwtekeningen uit het
onderzoeksgebied in 3D na te bouwen,
om van jaar tot jaar ook de ontwikke
ling in de hoogte te kunnen volgen.
Zonder hulpkaarten zou me dat nooit
lukken. Het hier getoonde fragment
uit een van de vele betreft een stuk
grond (percelen B 3530 t/m 3535) dat op
22 april 1857 en 18 november 1859 door
Cornelis Johannes Elemans, landmeter,
en Matthijs Stevens resp. diens weduwe,
ieder voor de helft, voor 4.035 gulden
werd gekocht, en op 16 april 1862
voor 14.075 gulden overging naar de
gemeente, ten behoeve van de latere
bouw enerTusschenschool. Landmeter
Elemans, die tussen 1844 en 1872 het
grootste deel der hulpkaarten (onder-)
tekende, ook deze uit 1857, had zijn geld
in elk geval goed belegd. Hij woonde en
werkte in de buurt, en wist ongetwijfeld
wat er allemaal speelde. En dat hoop ik
ook voor het hele onderzoeksgebied
voor het nageslacht grondig te kunnen
documenteren nu digitaal natuurlijk.
w
Minuutplan (voor 1832) Rotterdam Sectie B3e blad (Nationaal Archief).
Hulpkaart B3 211 uit 1857 (Archief Kadaster).
3D geconstrueerd vanuit GAR Rotonde V447.
"Tussen de hulpkaart en de leggers is geen
direct verband. De legger verwijst naar de
kadastrale aanduiding van de percelen
(sectie en perceelnummer), maar niet naar
de kadastrale kaarten."
Al sinds het begin van het Kadaster is
er in de legger een kolom met 'verwij
zing naar het (de) kadastrale plan(s)'.
Dus dit argument is inhoudelijk al
onjuist. Maar is het ook een reden om de
originele hulpkaarten niet te bewaren?
Ik begrijp dit niet. Inderdaad had de rela
tie tussen de leggers (die, enkele jaren
Een kaart van na hulpkaart 528 van 1874 uit het Gemeentearchief Rotterdam (GAR 1979-711).
Hermeten en nieuw genummerd kadastraal plan uit 1889 (Nationaal Archief KADOR-R 1170).
38 Geo-lnfo 2010-5