Heeft VGI toekomst voor SDI? Verslag Workshop WU/NCG 'Voluntary geographic information for spatial data infrastructures?' (VGI for SDI?) Die vraag was het onderwerp van een workshop op vrijdag 16 april 2010, voorafgaand aan de promotie van Lukasz Grus bij Wageningen University. De workshop was georganiseerd in samenwerking met de subcommissie Geo Informatie Infrastructuur van de Nederlandse Commissie voor Geodesie van de KNAW. Bodemkartering begon met hobby van Staringh VGI-overzicht VGI-motieven Voor de start van deze Engelstalige gebeurtenis had iemand voor 9 uur en onder de koffie al een aardige Neder landse samenvatting:'Als er op internet iets niet klopt wil je het melden, vooral van je eigen omgeving.' Prof.dr.ir. Arnold Bregt opende de dag in 'Gaia Room 1' in zijn eigen 'Building 101' aan de Droevendaalsesteeg. Direct kon hij de gevolgen van het stilleggen van het vliegverkeer door de IJslandse vulkaan- aswolk melden. Prof.dr. Zorica Nedovic- Budic uit Dublin moest als spreker en lid van de promotiecommissie verzuimen. Met zijn gebruikelijke interactie achter haalde Bregt door handopsteken dat er van de aanwezigen velen vakmatig en weinigen vrijwillig geo-informatie produceerden. Iemand had zijn eigen straatnaam weieens op een site verbeterd en een ander was betrokken bij Open Street Map (OSM). De interactie van de docent schoot ook weieens door. Bregt vroeg bij een ondertiteld portret van Anthonie van Leeuwenhoek wie dat was en dat wist de zaal dus.... Relevant was natuurlijk dat de laatstgenoemde zonder wetenschapper te zijn, als vrijwilliger de microscoop uitvond. Bodemkartering begon ook met de hobby van Wijnand Staringh en 'zou dat binnen de geo-informatie niet kunnen?' zo was de vraag. Bregt hield het er op dat nu 95 procent van de geodata professioneel werd ingezameld en dat dat percentage afneemt nu zowel het inwinnen als het publiceren gemakkelijker zijn geworden. OSM noemde hij als eerste succesvol voorbeeld en alle sprekers zouden hem daarin volgen. Zwart wit leek hem de tegenstelling niet: er zijn mengvormen van inzamelen. Overigens zijn er ook nog passief inzamelen en actief inzamelen door niet-professionele geo-gebruikers die geen gratis vrijwilliger zijn. Ir. Watse Castelein van (nu) de Universidad Politechnica de Madrid gaf een 'Overview of VGI initiatives'. Als algemene'drivers'zag hij Web2.o, mobieltjes, Google-applicaties, Wikipedia en dergelijke. Gememoreerd werd de term 'neography' van Goodchild uit 2007. Hij somde de overeenkomsten ('sharing Gl') en verschillen ('validation and quality assurance') tussen de data- verwerving op, maar bijvoorbeeld niet dat VGI vast vooral bij mooi weer plaats vindt.... De door Castelein bekeken vijf VGI-inititatieven waren naast OSM 360.0rg (weer), eyeonearth. eu, wikiloc.com en wikimapia.com. Wel dertien indicatoren werden losgelaten op de bekeken initiatieven, zoals als eerste de gebruikersregistratie en onder meer de thematische en geografische focus. Uit de vergelijking bleek vooral een grote diversiteit. Qua'user uploads'was OSM in april al uniek met een totaal aantal van 1.949.859.482. Qua bezoekers per dag was wikimapia met ruim een miljoen de topscorer. In de relatie tussen VGI en SDI zag Castelein vooral focusverschillen als bidirectioneel en eenrichtingsverkeer en een brede respectievelijk, smalle'user base'. Interessant uit de discussie na afloop van zijn betoog waren de constateringen dat bij OSM de anarchie veranderde in zelfregulering en dat men onderscheid tussen actieve en passieve vrijwilligers <»*»«NIWBtN UNIVERSITY W A Q ENINREn Watse Castelein bekeek vijfVGI-initiatieven, miste. (Passieve inwinningen bij bijvoor beeld AH enTomTom waren bewust niet meegenomen.) Ook de selectie van de vijf was een punt van discussie: de keus bleek meer op de informatie- dan op de infrastructuurwaarde te zijn geschied. Prof.dr. Zorica Nedovic-Budic moest dus in Dublin blijven, maar Bregt presenteerde haar pp-sheets over het thema 'Motives for VGI participants'. (De gang van zaken werd spontaan aangeduid als een VSP: Voluntary Supported Presentation en dat beviel hem wel.) Er waren weer OSM-voorbeelden, nu van grafieken met vrijwilligers en hun bijdragen. Een OSM-participant Y wist dat 90% van de data van 10% van de toeleve ranciers kwam. Circa 30% van de gebruikers droeg ooit zelf weieens bij. De motivatie is groter bij het vullen van een lege kaart 8 Geo-lnfo 2010-6

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2010 | | pagina 10