Tot stof zult gij wederkeren....
Column Harry Alers
Monnikenwerk
Landmeten
Vastgoed
Geo-informatie
Ontwikkelingen
Onzekerheden
Bent u ook zo benieuwd naar hoe het verder gaat? Hoe het
verder gaat met uw werk, waar u zoveel tijd en energie in stopt?
Wat zal er gebeuren met alles wat u heeft opgebouwd? Die
vraag houdt mij de laatste tijd steeds nadrukkelijker bezig. Mis
schien hoort die vraag bij een bepaalde levensfase. Maar ik denk
dat de interessante ontwikkeling die ons vakgebied momenteel
doormaakt de echte reden is. Ook al zijn mijn observaties vooral
gericht op 'gemeenteland', ze gelden volgens mij ook voor de
rest van'Geoland'.
Tot ruim 25 jaar geleden was het 'landmeten' bij de gemeente
nog overwegend ambachtelijk. Zowel in de buitendienst alsook
op kantoor was landmeten vooral noeste arbeid. Het meten,
berekenen en tekenen leek in alle opzichten op monnikenwerk.
Het uitwerken van de metingen gebeurde op papier, stabilene
of correctostaatbladen. In de archieven staan nog kasten met
dergelijke zware 'maatvaste' bladen. De oude coördinatograaf is
inmiddels gesloopt of verhuisd naar het museum.
Toen kwam de periode van de eerste automatisering bij de afde
ling Landmeten. De rekenmachines werden vervangen door com
puters. De landmeters stonden in de frontlinie van de gemeente
lijke automatisering. Het tekenwerk gebeurde via beeldschermen
die werden gevoed door metingen die op cassettebandjes waren
vastgelegd. Het uittekenen gebeurde door de eerste plotter;
een echt wonder. Een pen die van links naar rechts flitste terwijl
het papier op en neer bewoog. Voor elke kleur een andere pen.
Binnen een kwartier was een tekening klaar. Met de hand zou
diezelfde tekening enkele weken werk zijn geweest en wellicht
nooit zijn gemaakt. De afdeling Landmeten leverde snel betrouw
bare grootschalige kaarten. De landmeters voerden nauwkeurige
waterpassingen uit en sloegen duizenden handgeverfde piketten
de grond in om gebouwen en wegen uit te zetten.
De naam van de afdeling werd 'Vastgoed'. Er werd veel tijd
besteed aan het vastleggen en verstrekken van kadastrale
informatie. Op de afdeling was alle informatie van het Kadaster
beschikbaar. Die informatie werd maandelijks geactualiseerd.
Later kwam daar zelfs de gemeentelijke kadastrale balie zodat de
burgers niet meer naar het provinciaal kantoor van het Kadaster
hoefden te gaan. Die informatie kwam'online'van het Kadaster,
Dat ging zo snel dat de klant er op kon wachten. De grootscha
lige basiskaarten en de kadastrale kaarten werden systematisch
door Vastgoed gedigitaliseerd.
In de volgende fase werd de naam van de afdeling omgedoopt
in Geo-informatie. Het taakveld was inmiddels sterk verbreed.
De informatie-uitwisseling gebeurde volledig digitaal. Gemeen-
tebreed werd het gebruik van analoge kaarten in korte tijd ver
vangen door GIS-viewers. Ik noemde die viewer in Sittard-Geleen
de'Open Kaart'. Alle medewerkers van de gemeente kregen de
beschikking over'Open Kaart'en ontdekten de voordelen van de
ontwikkelingen die bij Geo-informatie waren ingezet. Het aantal
kaartgebruikers steeg explosief; van wethouder tot toezichthou
der en van uitvoerder tot planoloog. De'kaart'was nog nooit zo
aanwezig geweest ook al bestond die op papier niet meer. Het
gebruik van de geografische bestanden was vanaf dat moment
geen exclusiviteit meer voor technici, ledereen gebruikte
'kaarten'en vulde die zo nodig aan. De bijhouding gebeurde op
allerlei manieren (digitale luchtfotografie, metingen, cyclorama's,
etc.). Ik realiseer me dat de snelle ontwikkelingen mogelijk zijn
geweest dankzij de producten die de afgelopen 10 jaar door
Geo-informatie zijn vervaardigd.
De toegang tot geografische bestanden is inmiddels gemeengoed
geworden. Het aantal beschikbare geografische bestanden lijkt
nagenoeg onbeperkt. De kwaliteit van die bestanden is meestal
niet het belangrijkste criterium. Bij de keuze voor een bepaald
bestand tellen de prijs en de toegankelijkheid veel zwaarder mee
dan de kwaliteit. Naar het schijnt wordt momenteel bij sommige
gemeenten de benodigde geografische informatie gehaald van
Google Maps. Dat de inhoud (onder andere situatie, straatnaam,
gebouw) van dergelijke bestanden gedeeltelijk onjuist is wordt
kennelijk geaccepteerd. Op die manier worden soms ook kaarten
samengesteld die onderdeel uitmaken van officiële documenten.
Besluitvorming gebaseerd op dergelijke foutieve kaarten kan
vervelende juridische gevolgen hebben.
Hoe ver kunnen die ontwikkelingen gaan? Wat zijn de gevolgen
van onvakkundig gebruik van'publieke kaarten'? Kan iedereen
die beschikt over een mobiele telefoon geografische informatie
inwinnen? Komt er een kwaliteitskeurmerk voor geografische
bestanden? Wat is de toekomst van ons vakgebied? Komt er een
opvolger in de serie van Landmeten, Vastgoed en Geo-informa
tie? Betekent'geen nieuwe naam'misschien'geen vervolg'?
Een dergelijk einde past niet bij de boeiende levensloop van ons
vakgebied, maar bekend is dat ook de grootste reus uiteindelijk
tot stof zal wederkeren.
Mocht geo onverhoopt tot stof wederkeren, dan hoop ik dat uit
dat stof een mooi initiatief zal ontstaan in het belang van een
duurzame geo. f
Harry Alers
projectadviseur
Gemeente Sittard-Geleen
Harry.Alers@sittard-geleen.nl
Geo-lnfo 2010-6 27