Monopolie
Redactioneel
Ronald Bokhove
De wijk waarin ik tot voor kort woonde, telt slechts één super
markt. Het moet gezegd: de grootgrutter stak zijn nek uit toen
twintig jaar geleden de eerste huizen verrezen en de nieuwe
bewoners vanaf dag een in de noodvestiging terecht konden.
Maar de sympathie verdween toen het bij het groeien van de
wijk steeds weer lukte om alle concurrenten buiten de deur te
houden. "Er is geen markt voor nóg een vestiging" beweerde
de filiaalhouder bij hoog en laag, terwijl hij in twee decennia
het vloeroppervlak van zijn zaak wist te verdubbelen. Ik werd
daar niet blij van en meende het alleenrecht terug te zien in het
dienstbetoon, maar met zekerheid weetje dat natuurlijk nooit.
Het verschijnsel dat supermarkten een bepaalde wijk beheersen
komt niet alleen in mijn woonplaats voor. Het is een landelijk
fenomeen, zo blijkt uit recent onderzoek door de Universiteit
van Groningen. Van de glazenwassers wisten we het al maar
voor Ciooo, Lidl en Albert Heijn gaat het dus ook op, al zullen
in de levensmiddelenbranche de methoden om het alleenrecht
te verdedigen wel wat subtieler zijn. De onderzoekers hebben
berekend dat bijna een op de vier Nederlanders meer dan een
kilometer extra moet afleggen om de dichtstbijzijnde supermarkt
links te laten liggen en naar een concurrent te gaan. Dit ruimtelijk
monopolie wordt nog groter als de drempel op kortere afstand
wordt gelegd, bijvoorbeeld als de consument van auto noch fiets
gebruik kan maken. Zo heeft binnen een straal van vijfhonderd
meter rond een supermarkt bijna de helft van de Nederlanders
geen keuze. In de steden is de consument het slechtst af in Den
Haag en Groningen; Nijmegen scoort het best als het gaat om de
diversiteit. Lekker GIS-sen met verschillende afstanden, grootte
van de vestigingen en zelfstandigheid van de supermarkten geeft
nog veel meer informatie, maar het doet aan de belangrijkste
conclusie niets af: de overheid voert geen actief vestigingsbeleid,
waardoor de meeste gemeenten het alleenrecht voor supermark
ten in de wijken onbewust in stand houden.
Ooit was onze overheid op het levensmiddelenfront wél actief.
Bij de drooglegging van de Noordoostpolder besloot men om
de theorie van de Duitser Walter Christaller in de praktijk te
brengen. Christaller was economisch geograaf en ontwikkelde
de zogeheten centrale-plaatsentheorie. Hij had in Zuid-Duitsland
regelmaat ontdekt in de grootte van steden, hun onderlinge
afstand en hun voorzieningen en vroeg zich af of dit toeval was
of dat hier economische overwegingen aan ten grondslag lagen.
En als dit laatste zo zou zijn, dan kon er misschien een ideaalmo
del ontwikkeld worden, waarbij vraag en aanbod in evenwicht
zouden zijn. ledereen zou dan op redelijke afstand van huis zijn
waren kunnen betrekken en de winkelier zou bovendien verze
kerd zijn van afzet en inkomsten. Christaller maakte onderscheid
tussen dagelijkse behoeften als brood en groenten, die in elke
kern moesten worden aangeboden en secundaire producten
als meubels en kleding waarvoor je er minder vaak op uit trok
en dus bereid moest zijn wat verder te reizen naar de dichtstbij
zijnde grotere kern.
Het leidde na de oorlog tot een ruimtelijke inrichting waarbij in
de Noordoostpolder Emmeloord de centrumfunctie verwierf met
een uitgebreid winkelaanbod, waaromheen op gelijke afstand
buurtschappen als Ens, Rutten, Kraggenburg en Tollebeek
werden gedrapeerd waarin je alleen voor de belangrijkste bood
schappen terecht kon. Zoals met elk model is het probleem dat
dit de werkelijkheid soms benadert, maar aan kracht verliest als
er te veel verstorende factoren zijn. Zo kun je in het vestigings
beleid wel voorschrijven datje in elke kern een bakker wilt, maar
zelfs in de jaren vijftig ging de overheid niet over het assortiment
aan deegwaren. En als dan één bakker het bruine stokbrood
introduceerde en de ander deed niet mee, had je al een versto
ring van het model dat uitging van een volkomen gelijk aanbod.
En Christaller mocht dan bedacht hebben dat niemand voor zijn
lol tien kilometer verderop zijn boodschappen haalde en altijd de
winkel om de hoek zou bezoeken, met de auto gebeurde het wél.
Van Bant naar Luttelgeest of van Creijl naar Espel als het gebak
daar beter smaakte. Als winkelier moest je wel afstand nemen van
het model en dus meegaan in de wedloop, hoewel de overheid
de markt toen eigenlijk concurrentieloos wilde verdelen.
Op de kaart van nu is die planmatigheid van toen nog mooi te zien.
En het had nog mooier kunnen zijn, want met de Flevopolder had
men in de jaren vijftig soortgelijke ideeën. De opmars van de auto
en de schaalvergroting van de samenleving zorgden echter voor
grotere afstanden en grotere woonplaatsen; bovendien won het
idee terrein datje als overheid niet alles kon voorschrijven.
En dan haalt in april 2010 Annie's Buurtsuper in Kraggenburg
het nieuws. De vestiging wordt in zijn voortbestaan bedreigd,
omdat de klanten voor een prijsvoordeeltje steeds vaker naar
Emmeloord gaan.Tja... die Hollandse zuinigheid had Christaller
natuurlijk ook niet in zijn model verwerkt.
Ronald Bokhove
Theo Kelderman's Photostream Oranjekoorts 2000 op flickr.com
Geo-lnfo 2010-6 3