De digitalisering van de eigen ruimte
tussen mensen die elkaar nabij zijn, in de sociale én geografi
sche betekenis van het woord [Shirky, 2008]. Maar er is nog een
belangrijke reden om de virtuele ruimte niet te beschouwen als
een postgeografische ruimte, aan gene zijde van plaats, locatie en
de stad. De recente opkomst van het zogeheten geospatial web -
of, met een verwijzing naar web 2.0 diensten: where 2.0, maakt dat
veel user generated content, op de een of andere manier, plaats
gebonden is. De mogelijkheidsvoorwaarden voor deze ontwikke
ling zijn ondermeer de beschikbaarheid van goede basiskaarten
zoals GoogleMaps, de toegenomen mogelijkheden om dit soort
kaarten te personifiëren ofte combineren met andere diensten en
de toegenomen mogelijkheden om digitale gegevens zoals tekst,
beeld en geluid te voorzien van ruimtelijke coördinaten door mid
del van geotagging. Hoewel het toch al een misvatting was om te
betogen dat noties als plaats, locatie en de stad irrelevant zouden
worden door de digitalisering van het dagelijkse leven, leiden dit
soort'neogeografische'toepassingen tot een verdere vervlechting
van de virtuele wereld en de werkelijke wereld. Het web raakt met
andere woorden steeds steviger verankerd in specifieke locaties,
waardoor het wellicht juister is om te spreken van een geoweb [M.
Graham, forthcoming].
In de aankomende periode (2010 - zal door de ontwikkeling van
het internet der dingen en de opkomst van het mobiele internet
het onderscheid tussen de virtuele wereld en de werkelijke
wereld verder verdwijnen. Het gebruik van ICT, zo blijkt, vindt
niet zozeer plaats in de global village, maar in de local village.
De inbedding van computertechnologie in statische en mobiele
alledaagse voorwerpen maakt immers dat we niet alleen op het
internet zijn te vinden, maar vooral ook dat het dagelijkse leven
in toenemende mate zal plaatsvinden in het internet. In deze
fase zal de dagelijkse leefwereld zo is de verwachting, althans
- doordesemd raken van het internet der dingen. De mens zal,
als het ware, te allen tijde omgeven zijn door een draadloos
netwerk van slimme, met chips of sensoren uitgeruste, objecten
die gegevens uit de onmiddellijke nabijheid kunnen registreren,
verwerken en versturen naar andere slimme objecten (en relatief
'domme'mensen). Deze alomtegenwoordige, maar onzichtbare
ICT's zullen leiden tot slimme omgevingen die, door middel van
deze decentrale inbedding van hardware en software, situaties
kunnen herkennen en daarnaar handelen [Botterman, 2009].
Zo bepaalt bijvoorbeeld de communicatie tussen een chipkaart
en een slim toegangspoortje of het traject van de tram, de metro
of de trein wel of niet kan worden betreden. Tegelijkertijd, en dat
is een zichtbaardere ontwikkeling, wordt computertechnologie
ook mobieler, waardoor het aantal gebruikers van smartphones
al is toegenomen en in de nabije toekomst nog sterk zal toene
men. Dit heeft ondermeer tot gevolg dat de schermen van deze
mobiele computers de dominante interface zullen worden tussen
de wereld van bits and pieces en de wereld van bits and bytes.
De alledaagse ervaring van de urbane ruimte zal, met andere
woorden, verregaand worden verrijkt (of verarmd) door infor-
matielagen afkomstig uit de virtuele ruimte. Door de proliferatie
van Global Positioning Systems (GPS) zullen dit soort mobiele
interfaces bovendien in staat zijn om, op nauwkeurige wijze, te
bemiddelen tussen plaats en de plaatsgebonden data van het
geoweb. De dagelijkse leefwereld zal, kortom, in toenemende
mate worden ervaren als een hybride omgeving.
Samenvattend, hebben we drie perioden kunnen onderscheiden
in de digitalisering van het dagelijkse leven, waarin een beweging
van op het net naar in het net is beschreven. In iedere periode
moest de verhouding tussen de gebruiker, de virtuele ruimte en
de urbane ruimte opnieuw worden gedefinieerd. In het vervolg
zullen we deze periodisering gebruiken om de belangrijkste
verschuivingen in het debat over eigen ruimte bloot te leggen.
Etymologisch gezien stamt het woord privacy af van het Latijnse
privatus, dat volgens Wolters' Woordenboek Latijn-Nederlands
'...particulier, eigen, persoonlijk' betekent of naar'eigen zaken
of bezit'verwijst. Privatus omschrijft, met andere woorden, het
vermogen van vrije burgers om bepaalde domeinen van het
dagelijkse leven buiten het zicht en de invloedssfeer van de
Republiek, of vrij vertaald naar de moderniteit: de markt en de
staat te houden. Het recht op privacy houdt praktisch gezien
in dat de staat en de markt terughoudend moeten zijn in het
verzamelen, bewaren en gebruiken van gegevens over burgers
en consumenten. Vandaar dat het recht op privacy ook wel
wordt omschreven als the right to be let alone. Nu worden er
in het hedendaagse debat over privacy verschillende vormen
van eigenruimte onderscheiden. In de context van de informa
tisering van de samenleving wordt er meestal gesproken over
informationele privacy, relationele privacy en ruimtelijke privacy.
Hoewel al deze vormen van eigen ruimte door de digitalisering
van het dagelijkse leven in het geding zijn, komen ze in de hier
boven onderscheiden ontwikkelingsfasen op verschillende wij
zen onder druk te staan. Achtereenvolgens wordt, zeer tentatief
gesteld, de informationele privacy een dominante bron van zorg
gedurende de formatieve jaren van cyberspace, de relationele
privacy gedurende de fase waarin het internet volwassen wordt
en de ruimtelijke privacy vanaf het moment dat het dagelijkse
leven in het internet gaat plaatsvinden. Laat me dit toelichten.
In de beginjaren van de informatisering van de samenleving
wordt het privacydiscours, logischerwijs, vooral bepaald door de
vrees voor het verlies van informationele privacy. Een begrip dat,
simpelweg, verwijst naar de mate waarin een persoon controle
heeft over de wijze waarop persoonsgegevens, dat wil zeggen
naw-gegevens, identiteitsnummers, bankrekeningnummers,
wachtwoorden enz., worden verkregen, bewaard en gebruikt.
Deze vrees werd, eerst en vooral, ingegeven door de digitalise
ring van de gegevens van overheden (persoonsgegevens), finan
ciële instellingen (bankgegevens) en bedrijven (klantgegevens)
en de opslag van deze gegevens in omvangrijke elektronische
databases [Kang, 1999]. Daar zijn in de loop der jaren veel, heel
veel, databases bijgekomen. Vooral het verlangen om inzicht te
krijgen in het toenemende gebruik van netwerktechnologieën
heeft bij overheden en bedrijven geleid tot een zekere verza
melwoede. Denk, bijvoorbeeld, aan de systematische registratie
van e-mailverkeer en surfgedrag van burgers en consumenten.
Door deze ontwikkeling is de zorg om een verlies van relationele
privacy steeds centraler komen te staan in het privacydiscours.
Relationele privacy verwijst naar de mate waarin een persoon
controle heeft over de wijze waarop relationele data, dat wil
zeggen gegevens over persoonlijke relaties met, en voorkeuren
voor, goederen, personen en organisaties, worden verkregen,
Geo-I nfo 2010-7/8 15