Eerste donderbus al van 1313 Eerste Wereldoorlog We komen nu terecht in de periode waarin de Eerste Wereldoorlog zich afspeelde, met de daaraan voorafgaande wapen wedloop, die grote veranderingen in het defensieapparaat teweegbracht. Kon het getekende overzicht van richtmiddelen van 1911 nog op een blad, in 1921 had men voor de handleiding bijna vier bladen nodig. Behalve kwadranten, vizieren, ele vatiestangen en -platen op het geschut, werden een hele serie losse richttoestellen afgebeeld. Ontwikkelingen na de Eerste Wereldoorlog //otë ivarmscAraef ffoepmeter. rr~ Jrnop ¥erafee/de ra/rd "ft/em y.at frammef l&cftfée/èv/s f(/ém xd, A/p/rer *Sf&/ty /YoA v.d. Jp/f MerAstreep ftveAmeter- raad ór/evoef aflezen (fig. i). Het meten van de elevatie werd aangevuld met de ervaring van de kanonnier voor de juiste richting van de loop naar het zichtbare doel. Pas na 1610 ging men een vizier door middel van keep en korrel op het geschut aanbrengen. Hiermee werd tevens het iets taps toelo pen van de vuurmond gecompenseerd. Dit taps toelopen werd rond 1750 onge daan gemaakt, door een gelijke diameter voor de hele loop te construeren. Hier door werd het mogelijk cilindervormige granaten af te vuren en nauwkeuriger te richten. In het begin van de 19e eeuw werden opzetvizieren gebruikt, die 50 jaar later voorzien waren van een graad- en of tangensschaai (fig. 2). Deze schalen vond men soms ook terug op de kwadranten, die niet meer in de loop hingen, maar op speciaal aangebrachte vlakken evenwijdig aan de as werden geplaatst. Er werden ook wel koperen kwadrantpuntjes in de voet van de vuur mond gegoten met hetzelfde oogmerk. De ontwikkeling van scheepsgeschut had deze aanpassingen van het kwadrant beïnvloed evenals het aanbrengen van de lading en het kruit via een afsluitbare opening aan de voet van de loop, de zogenaamde achterlader. Het was nu niet meer noodzakelijk om voor het laden het hele kanon naar binnen te halen en de kwadrantmeting kon ook binnenboords worden bepaald. Bij de artillerie kwamen deze achterladers omstreeks 1875 in gebruik. Tien jaar later werden de vuur monden opnieuw verbeterd. Nu had dit betrekking op het opvangen van de terug slag door een hydraulisch systeem en het aanzienlijk vergroten van het bereik. Onder andere door het gebruik van explo siever kruit en een langere loop.5 Door de veldartillerie kon het doel nu op grotere Fig. 3- Batterijkompas en Bézard vloeistofkompas (beknopte beschrijving van 1935). afstand worden bestookt, buiten het zicht van de kanonniers, mits men de juiste richting wist. Dit hield in dat men geschikt kaartmateriaal moest hebben en instru menten om de eigen plaats en de plaats van het doel te bepalen. Als het doel te zien was, was er sprake van direct vuur en buiten het zicht van indirect vuur. Bij de marine deed deze behoefte aan goede instrumenten zich vooral gelden, omdat op zee uiteraard minder oriëntatiepunten aanwezig zijn en het bepalen van de juiste afstand kon een probleem zijn.Tegen 1900 werden optische afstandsmeters geïntro duceerd bij de marine en de landmacht.6 Op veldartilleriebatterij-niveau werd hiervan in 1906 en in 1911 geen gebruik gemaakt, zoals blijkt uit de'Beknopte handleiding tot de kennis der Artillerie'.7 Bij indirect vuur kon men gewoon met de meetband buiten het zicht van de vijand nauwkeuriger meten. Voorde richtings meting werd de richtspiegel afgebeeld waarin we de dub belzijdige hoekspiegel kunnen herkennen en die mijns inziens alleen gebruikt werd voor het aangeven van tussenpunten in de schietrichting. A: het richtvlak tot plaatsbepaling, B: een richttafel, C: een batterijkompas met uitklapbaar vizier en randverdeling (fig. 3), D: een gewoon kompas en E: een richt- toestel met waterpas, horizontale rand met micrometer maar zonder kompas en verticale rand. Behalve de kompas sen waren al deze richtingsmeters van statieven voorzien. De tekening van de richtspiegel kwam niet meer voor. In de twintig daarop volgende jaren werd het onder E genoemde toestel, richttoe- stel nummer 1 genoemd en kwam ook Fig. 4. Richttoestel nr. 2 (beknopte beschrijving van 1935). nummer 2 in gebruik. Nummer 1 had een enkele prismakijker voorzien van kruis- en afstandsdraden om de richting in te stel len en nummer 2 een komplete dubbele prismakijker met buisniveau, die aan een verticale pin kon worden geklemd boven de randverdeling (fig. 4). Eveneens werd de schaarkijker geïntroduceerd (fig. 5), die men officieel batterijkijker noemde. In het veld werd gesproken over de ezelsoren. Het richtvlak ging nu vergezeld van een richtcirkel die waarschijnlijk op afdelings niveau inzetbaar was. De doorsnedeteke- ning en foto's van een gewone theodoliet en een ballontheodoliet waren niet voor de Batterij TMD bestemd. Hiermee kon vermoedelijk de in 1930 opgerichte Artil lerie Meet Afdeling haar voordeel doen. Tot de aan de batterijen toegewezen instrumenten behoorden het onder A genoemde richtvlak en twee onder C genoemde batterijkompassen en het richttoestel nummer 2. Het KRT werd op afdelingsniveau en hoger gebruikt. Bij het batterijrekencentrum waren een kompas, een kaarthoekmeter en een planchet als hulpmiddelen voor het kaartlezen aanwezig.8 In deze periode werd er op defensie zwaar bezuinigd en kwam men halverwege de dertiger jaren met schriktot de ontdek king dat men bij de krijgsmacht met totaal verouderd materiaal was uitgerust, terwijl er een reële oorlogsdreiging begon te ontstaan. Het geschut was van Duits fabrikaat en zo ook de instrumenten. Geo-lnfo 2010-10 5

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2010 | | pagina 7