De eisen die zouden kunnen worden gesteld aan
3D-tekeningen en eventueel te registeren 3D-data
leidt tot problemen. De gebruiker kan niet
Door Jantien Stoter, Hendrik Ploeger en Peter van Oosterom
Gebouwencomplex Amsterdam noord
De kadastrale kaart die het resultaat is van
de perceelsvorming binnen het project
'Oosterdoks eiland Kavel 5'in Amsterdam
noord illustreert de complexiteit van de
registratie van de verschillende objecten
boven en onder elkaar (fig. 5, rechts). Er is
een aanzienlijk aantal (zéér kleine) per
celen gevormd die door toevoeging van
objectbelemmeringstteksten uiting geven
van (deels) overlappende fysieke objecten
met een verschillend volume onder- en
bovengronds (zoals damwanden, par-
keerhellingsbanen, technische ruimten).
Dit heeft in de praktijk geleid tot veel
vragen en het zoeken van afstemming
aangaande de perceelsvorming op de
kadastrale kaart en de registratie van de te
onderscheiden rechten binnen het Admi
nistratieve Kadastrale Registratiesysteem.
Het niet'kwijt kunnen'van meerdere rech
ten in relatie tot één kadastraal perceel
eenduidig de registratie raadplegen om
Zoals vermeld in het hoofdartikel wordt momenteel met het
notariaat overlegd over de eisen die gesteld zouden moeten
worden aan 3D-tekeningen. Dit kader gaat in op aandachts
punten voor dat onderzoek.
Naast 3D-tekeningen kan voor andere toepassingen gekeken
worden naar de registratie van de 3D-data zelf, zodat bij
voorbeeld en de validiteit van het rechtsobject kan worden
gecontroleerd (is het wel gesloten? overlapt het niet met
andere ree hts objecten?) en data gebruikt kan worden voor
een kadastrale kaart in 3D. Zo'n 3D-kadastrale kaart kan inzicht
geven in de gehele 3D-rechtssituatie.
Bij het aanleveren van 3Ü-data moet goed worden gekeken
naar de ISO 19152 (LADM: Land Administration Domain Model)
standaard in wording en modellen voor fysieke (topografische)
objecten, zoals CityGML of Industry Foundation Class (IFC).
Voor meer informatie over LADM, zie Van Oosterom et al (2010).
IFC wordt inmiddels in verschillende landen geaccepteerd bij
een bouwvergunningaanvraag en zou daarom ook geschikt
kunnen zijn voor de sD-inschrijving,
Voor eenduidige sD-inschrijving zijn richtlijnen nodig die
vastleggen in welke situaties aanvullende aD-informatie
nodig is en ook aan welke voorwaarden deze informatie moet
voldoen om een solide inschrijving te garanderen. Deze richt
lijnen zullen bijvoorbeeld de onderstaande aspecten moeten
adresseren. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen
richtlijnen voor de op korte termijn beoogde inschrijving van
3D-tekeningen die momenteel in overleg met het notariaat
wordt onderzocht en richtlijnen voor de eventuele registratie
van de 3D-data zelf, die nog meer studie nodig heeft.
De Z-coördinaten zowel relatief (t.o.v. aardoppervlak) als
absoluut (in NAP) specificeren, dat wil zeggen relatieve of
absolute hoogteligging? Of beide?
Voor een relatie met de 2D-kadastrale kaart (of in de toekomst
3D-kadastrale kaart), dienen de X-, Y- en Z-referenties op de
3D-tekening te worden vermeld dan wel in dataset worden
opgenomen in voorgeschreven model LADM/CityGML/IFC.
Geometrie van footprint (projectie 3D-object op aardopper
vlak) ook weergeven, als aparte laag in kadastrale kaart?
Aan welke condities moeten de geometrieën in de 3D-digi-
tale tekeningen voldoen: volledig gesloten door platte vlak
ken (polyhedron) of ook gekromde vlakken met precieze
wiskundige beschrijvingen zoals delen van cilinder of bol?
Controle op kwaliteit van de 3D-objecten: zijn deze geheel
gesloten (zo niet dan is niet 100% duidelijk waar dit object
begrensd is), is er geen overlap tussen twee 3D-buurobjec-
ten, etc.
Volume in m3 aanduiden?
Formaat: pdf, papier, CityGML met LADM 3D-perceel exten
sie, IFC, andere.
Aparte identificatie, tijdelijke labels bij tekening akte, defini
tieve perceelnummers bij registratie?
Welke referentie- of oriëntatie-objecten zijn nodig in de
3D-omgeving? Vergelijk dit met de huidige gebouwen op
de 2D kadastrale kaart.
Welke precisie?
Moet de geometrie zoals aangeleverd bij de akte (in 3D-pdf
data in LADM/CityGML/IFC model) door Kadaster worden
nagemeten of op andere wijze worden gecontroleerd
voordat dit als jD-perceelgrens wordt gebruikt?
Zou er een topologische structuur gebruikt moeten worden
om efficiënt en consistent de vele buurobjecten in een
complex gebouw te beschrijven?
Om de potenties van een 3D-inschrijving te laten zien,
verwijzen we naar de resultaten die zijn bereikt als onderdeel
van de 3D-Pilot NL (op www.geonovum.nl/dossiers/3d-pilot)
waarin deze workflow is uitgewerkt in een testomgeving. De
case hierbij is het door Remco Koolhaas ontworpen gebouw
'De Rotterdam', een multifunctioneel gebouwencomplex
bestaande uit kantoren, hotel, horeca, winkels, fitnesscentrum,
wonen en parkeren. Dit complex wordt momenteel gebouwd
op de Kop van Zuid en zal volgens de website van de ontwik-
keiaar"in volume het grootste gebouw worden dat in Neder
land in één keer is ontwikkeld".
De vervaardigde 3D~tekening in pdf (in dit geval voor drie afzon
derlijke fictieve eigendomsobjecten, zie fig. 6) geeft een eenduidig
inzicht in de te onderscheiden rechtsobjecten waardoor er in 2D
geen percelen hoeven te worden uitgemeten en er van ondoel
matige perceelvorming geen sprake meer hoeft te zijn. Fig. 7 geeft
een 3D-topografisch model weer van de omgeving, waarin de
eenmaal geregistreerde 3D-data kan worden geïntegreerd.
8 Geo-lnfo 2011-3