Boer heeft (veel) geo
Redactioneel
De dagelijkse drukte maakt datje vaak niet erg links en rechts
uitje ooghoeken kijkt. Je kunt dan soms nogal verrast zijn door
het feit dat er in de wereld ook heel andere interessante din
gen plaatsvinden. Zo was ik laatst, als een soort zij-instromer,
spreker op het CAPIGI-congres te Amsterdam (eigenlijk Lijnden,
gemeente Haarlemmermeer, maar met dat soort details wilden
de organisatoren de internationale bezoekers niet vermoeien; de
opening werd dan ook zonder bestuurlijke gêne verricht door de
locoburgemeester van de hoofdstad). CAPIGI staat voor Commu
nity on Agricultural Policy Implementation and Geo-lnformation.
Daarin onderzoeken en bespreken overheden, bedrijfsleven en
onderzoeksinstituten de impact of geo-information in implemen
ting agricultural policy. Landbouw, dat is Europese Unie, en het
EU-beleid is dan ook de basis voor al deze activiteiten. En brede
activiteiten zijn het. De EU keert jaarlijks bijna 50 miljard euro
uit aan landbouwsubsidies en dat moet natuurlijk goed worden
verdeeld. Daar is een hele regelgeving aan gekoppeld., waarvoor
heel veel geo-informatie nodig is:'Waar liggen te subsidiëren
percelen?','In welke mate zijn die subsidiabel?','Hoe voorspellen
we ziekten?','Behouden we de natuurwaarden?', en veel meer.
Er is hier dus een essentiële rol weggelegd voor geo-informatie
en GIS-technieken. Volgens EU-regels moet de hele informatie
voorziening rond land parcels (zeg maar: cultuurpercelen) in een
geautomatiseerd systeem worden opgeslagen, wat natuurlijk
een enorme stimulans is voor GIS. En bij 50 miljard subsidie per
jaar horen er vele miljoenen onderzoeksgeld en geld voor data-
inwinning en -beheer.
Het is bijvoorbeeld fascinerend om te zien op welke schaal
satelliet-inwinning plaatsvindt: opnames met acht kleurbanden
waaruit een scherp beeld kan worden afgeleid van de gezond
heids- en groeistatus van wijngaarden, avocadovelden, tarwe-
percelen en zoal meer. Daar is nog veel onderzoek naar nodig;
een van de andere sprekers zei datje op zowat elke opname een
promovendus kon zetten voor analyse van de waarneembare
patronen. Er is ook behoefte aan herhalingsmetingen: maan
delijkse of zelfs tweewekelijkse opnamen zijn regelmatig nodig
(we hebben het hier maar even niet over drie- of twaalfmaan-
delijkse bijhoudingscycli van grootschalige basistopografie.,.).
Men maakt uitgebreide inventarisaties voor landschaps- en
natuurbeheer voor conservering van natuurlijke bermen en
bosgebieden. Gedetailleerde bodeminventarisaties, hydrolo
gische informatie en reliëfgegevens (AHN!) begeleiden al dit
onderzoek. Maar ook meer dynamische geo-informatie is volop
beschikbaar. Zo liet een vertegenwoordiger uit Duitsland een
toepassing zien waarmee de verspreiding van de Coloradokever
kan worden voorspeld: als in Beieren zo'n beestje is waargeno
men, kan met behulp van hun model, en met parameters over
hydrologie, reliëf, weersverwachting enz. worden voorspeld
wanneer de kever in Nedersaksen zal arriveren. Dan krijgen de
aardappelboeren precies op tijd een Vorwarnung, een waarschu-
Ad van der Meer
wing dus waardoor ze niet te vroeg en vooral ook niet te laat
gaan sproeien. De boer kan heel gericht aan het werk wat niet
alleen het milieu ontziet, maar ook arbeid en kosten bespaart
(en aangezien de marges in de landbouw klein zijn, is de
Zeeuwse uitspraak'geen cent te veel'ook hiervan toepassing).
Een interessant aspect is nog de precisie die men wenst. Ik deed
wat schamper toen ik las dat men streefde naar centimeternauw-
keurigheid. Met het beeld van een bieten- of maisveld voor ogen
kon ik me daar toch echt niets bij voorstellen. Maar dat blijkt
toch wat genuanceerder te liggen: precision farming is sterk in
opkomst. Dat houdt in dat een tractor (of ander landbouwma
chine) is voorzien van een realtime dGPS, en dat de tractor op
een in coördinaten vastgelegd veld voorgeprogrammeerd vrij
wel of geheel automatisch zijn werk doet, en ook voortdurend
registreert wat-ie doet. Als bij het poten van aardappels elke keer
netjes de XY wordt vastgelegd, dan kun je een volgende keer
precies op die locaties mesten of sproeien. En als de machine
een onbekende plant tegenkomt (in het systeem is vastgelegd
wat de kenmerken zijn van een aardappelplant) dan trekt de
machine die er direct uit, want die hoort daar niet. In plaats
van het besproeien of bemesten van de hele akker gebeurt
dat uitsluitend nog op de bekende locaties. Of dat écht op de
centimeter moet, waag ik nog steeds te betwijfelen, maar dat het
nauw luistert is wel duidelijk.
Hier is nog wel een raakvlak met mijn wereldje van de basisre
gistraties: voor al dit moois zijn immers de exacte begrenzingen
van percelen nodig. Nu wordt het ministerie van ELI (voorheen
Landbouw) in de plannen voor de BGT verantwoordelijk voor de
bijhouding van landbouwpercelen. Ik hoorde tijdens het congres
dat in dit wereldje erover wordt gedacht om de boer zelf zijn
perceel te laten opmeten en te laten aanleveren aan de centrale
registratie. Die meting komt dan dus in de BGT terecht. Dit klinkt
geodetisch niet zo lekker: duizenden metingen van even zovele
betrokkenen, met alle interpretatie- en precisieverschillen
van dien, lijkt niet de aangewezen weg voor een kwalitatief
betrouwbare basisregistratie. Ik denk dat het beter zou zijn
als de topografische begrenzingen (kant sloot enz.) door een
geometrisch onderlegde instantie zouden worden ingewonnen,
consistent qua inhoud en precisie, en dat de boeren binnen dat
topografische canvas hun cultuurpercelen inmeten. Dan heb je
ook gelijk een onafhankelijke controle van wat de boeren meten,
wat voor de EU ook een voordeel is dunkt me.
Met geo zit het bij de boer dus wel goed. Nu die vrouw nog...
Ad van der Meer
Geo-lnfo 2011-5 3