Terpen: icoon van de Friese prehistorie Mounds: icons of Frisian prehistory 5=^# a. "'ST »*°™Z "•VJS*»* S!*s Hi*™» «Hamymhulwn Mom Weert} j. OOJtwbelmum fou^um® amn jfc W fft, m «Hl|um tatewr5 M«merda TUmlaaMi JL&mi*r Tfew Vlcrfiul: Aalrum H'fcMurrewild Celika Tzummarum Anjuw W# t*r HMbun># 11 gum ©ieiwma «Hommer HartlngenJ ^Techum .Warten ,lorwert Achlum litter**, Hermaar »eosrt *$Msmkemm St. Maartensfe (Mafckum) a .Sxmoftsr «Offingawfer Mp| (Voormalig) terpdorp Dorp ontstaan op kloosterwierde Kloosterwierde SÜnswler Andere terp Verdronken terpdorp Provinciegrens i"I Vanaf de late middeleeuwen drooggevallen zeeboezem CZiKI.1 i~IVKn in Huidig woongebied Bron: De Bosatlas van Fryslan Vanaf circa 400 voor Christus leidde de combinatie van een rijzende zeespiegel en een dalende bodem in de kwelder- en veengebieden langs de zuidelijke kusten van de Noordzee tot steeds meer overstromingen. De bewoners van de kuststrook van de Lage Landen die in een bepaalde periode van de geschiedenis als'Friezen' werden geïdentificeerd, reageerden hierop op een creatieve wijze. In plaats van weg te trekken, wierpen ze van mest en zoden heuvels op waarop ze zichzelf en hun vee bij hoogwater in veiligheid konden brengen. Deze vlucht- en later woonheuvels verrezen met name op de stabiele ondergrond van kwelderruggen. Ze werden hét kenmerk van het Friese landschap. In Westerlauwers Friesland noemde men ze terpen, elders waren andere termen in omloop. De periode van terpenbouw omspant een periode van meer dan anderhalf millennium, ruwweg van 600 voor Christus tot 1200 na Christus. Eenmaal bestaande terpen werden in de loop der tijd telkens vergroot en opgehoogd, waarbij'huisterpen'met een of meer boerderijen samensmolten tot volledige terpdorpen. Met name de oudere terpen worden gekenmerkt door een radiaal verkavelings patroon. De oudste (circa 600 v. Chr.) en hoogste (8,8 m) onder de nog bestaande Nederlandse terpen is de terp van Flegebeintum in Oostergo, de grootste (24 ha) die van Ezinge in de provincie Groningen. From 400 BC onwards, the combination of rising sea levels and soil compaction of the marshlands, the coast along the southern North Sea was more frequently flooded. The inhabitants of the Low Countries, at one time identified as the Frisians, acted creatively. Instead of leaving, they used sods and droppings to create hills to serve as refuge for them and their cattle during high tide.These refuges and later settlement hills appeared on the more stable underground in the marshlands.They became the typical feature of the Frisian landscape. In the western part of Frisia they were called 'terpen' or mounds. In other places they had different local names. The mounds were built in the period from around 600 BC until 1200 AD. Existing mounds were constantly enlarged and increased in height. Single mounds grew together into village mounds.The oldest (around 600 BC) and highest (8.8 meters) among the still existing mounds is located in in Flegebeintum in the Oostergo region; the biggest mound is 24 hectares and is found in Ezinge, Groningen. Paul Mijland, Noordhoff Atlas Productions, P.Mijland@noordhoff.nl 10 Geo-lnfo 2011-6

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2011 | | pagina 12