Wat valt er te leren van
deze twee casussen?
Initiatief geo-informatie-uitwisseling bij NCGI en
Geoloketten wisselt tussen management en werkvloer
door het Kadaster gestart met conven
tionele technieken. Daarna werd eind
jaren tachtig niet geschroomd grafische
werkstations in te zetten om op revolu
tionaire wijze in de behoefte van kortere
bijhoudingsprocessen te voorzien. Omdat
de invoering van objectgeoriënteerde
karteren halverwege de jaren negentig
het voltooiingproces van GBKN dreigde
te vertragen werd het als nieuwe techniek
afgewezen, om na 2001 terug te keren om
het streven naar landelijke standaardisatie
te bevorderen.
Om een kader voor analyse te krijgen heb
ik onderscheid gemaakt tussen land
meetkundige en geodetische beroepsori-
entaties zoals die zowel vroeger als nu
zichtbaar zijn in de
Nederlandse geo-
informatiepraktijk.
De landmeter geldt
als een vertrouwens
persoon die de eigendomsregistratie van
percelen verzorgt. Het is veelal een charis
matisch iemand die door percelen op te
meten aanspraken op landbezit veiligstelt,
daardoor economische zekerheid biedt
en daarvoor alleen geavanceerde tech
nologie gebruikt als dat gemakkelijker is.
Daarentegen is de geodeet iemand die op
een wetenschappelijke manier de vorm en
de afmetingen van de aarde wil bepalen.
Een geodeet, altijd bezig met weten
schappelijke methoden en geavanceerde
technieken om de aarde en de natie
nauwkeurig op te meten is voortdurend
op zoek naar nieuwe, nog nauwkeuriger
methodes en technologieën. Hoewel
allebei bezig met plaatsbepaling, staan
deze beroepsoriëntaties lijnrecht tegen
over elkaar. Ze vormen de basis voor een
theoretisch analysekader. De landmeter
praktijk noem ik'storyboard of Myopia'en
de geodesiepraktijk'storyboard of Utopia'.
In de casussen NCGI en Geoloketten is
het storyboard of Utopia te herkennen
in de manier van werken van de geo-
informatieprofessionals op de werkvloer
van iedere deelnemende geo organisatie.
Het storyboard of Myopia komt tot uitdruk
king in de houding van de leiding van de
verschillende betrokken geo-organisaties.
Het valt op dat het initiatief om tot geo-
informatie-uitwisseling te komen in deze
cases voortdurend wisselt tussen manage
ment en werkvloer, dus tussen Utopia en
Myopia. Het storyboard of Utopia zorgt
ervoor dat steeds de nieuwste technologie
beschikbaar is, maar die wordt door de
voortdurende drang tot vernieuwing nooit
in een infrastructuur toegepast. Zo ontstaat
de eerder genoemde vicieuze cirkel van
fig. 3.
Met het ontwikkelde begrippenpaar
herkennen we in de GBKN-casus het
praktische, op efficiëntie gerichte karak
ter van Kadaster en nutsbedrijven het
storyboard of Myopia. Wetenschappelijke
bemoeienis op landelijk niveau, maar ook
de gemeentelijke neiging het eigen terri
torium zo nauwkeurig en actueel mogelijk
in kaart te brengen, wordt gedreven door
landelijke standaardisatie te bevorderen.
Waar bij NCGI en Geoloketten het initiatief
steeds tussen beide storyboards wisselt
en van enige toenadering geen sprake is,
zien we ze bij GBKN op een zeker moment
bij elkaar komen waarna het uiteindelijke
doel, landelijke dekking, helder wordt en
binnen betrekkelijk korte tijd gerealiseerd.
Waar komt dit verschil vandaan? Het valt
op dat de GBKN gericht is op het realiseren
van basiskaarten, een neutraal begrip dat
losstaat van technologie, terwijl bij NCGI/
Geoloketten de begrippen Clearinghouse en
Geoloketten rechtstreeks gekoppeld worden
aan alsmaar vernieuwende (internet-)tech-
nologie (fig. 5). Het begrip basiskaart maakt
binnen GBKN door de tijd koppelingen met
verschillende technologieën. Een basiskaart
is aldus op te vatten als een universeel
begrip, dat binnen
het storyboard of Utopia. De landelijke,
wetenschappelijke specificaties bij de
start van GBKN worden gestuurd door een
storyboard of Utopia, maar vervolgens
naar het storyboard of Myopia binnen
het Kadaster vormgegeven. Eind jaren
tachtig stuurt het storyboard of Utopia
middelgrote gemeenten richting snel
lere verwerking van GBKN-mutaties met
geavanceerde technologie. Daarna raken
de beide storyboards in balans binnen het
PPS-kader, ervoor zorgend dat objectge
oriënteerde karteren geen kans krijgt het
streven naar landsdekkendheid te versto
ren. Als die landsdekkendheid eenmaal
gerealiseerd is, wordt objectgeoriënteerd
karteren weer van stal gehaald om actueel
de theorie wordt
aangeduid als
narratief anker;
een losstaand
fenomeen dat de elementen tijd, territorium
en technologie van de narrative setting aan
elkaar koppelt en in balans houdt, zodat
technologie niet allesbepalend wordt (fig. 6).
De dwang om steeds de nieuwste tech
nologieën te gebruiken belet de realisatie
van een geo-informatie-infrastructuur,
zoals bij NCGI en Geoloketten waar de
concepten Clearinghouse en Geoloket
ten rechtstreeks zijn verbonden met
(internet-)technologie waardoor tech
nologische dynamiek de vorming van
infrastructuur in de weg staat. Een nar
ratief anker zorgt voor continuïteit om
verschillende technologieën (in het geval
van GBKN: kaarten op papier, kaarten als
Kadaster
Gelderland
Funda
Technologie
Fig. 5- Technologie staat centraal bij NCGi-Geoloketten.
Geo-lnfo 2011-9 11