De EU-INSPIRE richtlijn,
eg|j{ Inspirerend!
Column
Marjan Bevelander
Enigszins bevangen door somberheid na overleggen over
provinciale bezuinigingen, reisde ik eind juni met veel vertraging
af naar Edinburgh waar de INSPIRE-conferentie plaatsvond.
Jaarlijks verzamelen honderden afgevaardigden uit heel Europa
zich om nieuws rondom de Europese richtlijn uit te wisselen, met
als doel om de uitwisseling van consistente, geharmoniseerde
geo-informatie in Europa te verbeteren. Alleen zo kan de EU het
milieubeleid baseren op feiten in plaats van op vermoedens.
Het duurt even voor de vonk overslaat, maar dan gebeurt het: de
conferentie gonst, twittert en bruist van energie. Heerlijk, even
los van Nederland waar het gesprek gedomineerd wordt door
het zoeken naar oplossingen voor rigoureus gekorte budgetten.
Een paar dagen ondergedompeld worden in het kritisch, maar
ook aanstekelijk enthousiasme van de deelnemers. Rode draad
leek het motto:'keep it simple and understandable, so things
get done'. Ofwel pas op dat we niet verzanden in technische
toestanden die het proces dreigen te verlammen.
Het thema van de conferentie dit jaar was 'INSPIREd by 2020 -
Contributing to smart, sustainable and inclusive growth'. De con
ferentie deed haar naam eer aan, menig presentatie ging in op
de waarde van INSPIRE voor het Europees milieubeleid. En niet
alleen voor Europa, ook lokaal brengt INSPIRE nieuwe mogelijk
heden. Zo stelde Henk Scholten in een door honderden mensen
bezochte plenaire sessie dat INSPIRE-data essentieel is voor de
Nederlandse Openbare Orde en Veiligheid.
Meteen de eerste middag was er gelukkig aandacht voor dage
lijkse strubbelingen in een sessie over'local sdi's': hoe bouwen
gemeenten, provincies en regio's in heel Europa hun INSPIRE-
infrastructuur op? Het gaat hier om een veeleisende richtlijn die
niet alleen technisch hoge eisen stelt, maar in de komende jaren
ook vereist dat heel veel gegevens worden geharmoniseerd.
Opvallend was die middag dat de meeste landen regionale
samenwerkingsverbanden zoeken. Het is niet moeilijk voor
te stellen hoe de 10.000 Spaanse of 30.000 Franse gemeenten
worstelen en leunen op provincie en regio. Het feit dat dit alles
natuurlijk een enorme hoeveelheid portalen en registers in
Europa oplevert, ontlokte een van de sprekers op de slotsessie
de opmerking: "a portal is a single unique access point that is
why we have so many".
In Nederland zijn de consequenties van de richtlijn vooralsnog wat
overzichtelijker. Zo hebben de Nederlandse provincies de handen
ineen geslagen en dat levert een besparing van 75% op. Zes mil
joen euro over een periode van vijfjaar. De moeite waard dus.
De Nederlandse gemeenten blijven vooralsnog uit de wind, onder
ander door het bestaan van landelijke basisregistraties en registers.
De uitgebreid gepresenteerde aanpak van Groot-Brittannië (het
was tenslotte een thuiswedstrijd) leverde in de wandelgangen
een hoop gespreksstof op. Vooral het ver doorgevoerde open
databeleid was opvallend. Op het centrale portaal: data.gov.
uk/ is het niet alleen mogelijk om duizenden administratieve
datasets en apps binnen een paar muisklikken te downloaden,
er is ook volop geodata en topografie beschikbaar. Geen apart
georegister dus, maar een centraal register. Daar valt voor ons
Nederlanders nog een hoop van af te kijken. Het lijkt erop dat de
Britten, in korte tijd, veel hebben ingezet op het expliciet maken
van de baten en daarbij ook veel uitgebreide goede voorbeelden
gebruiken. En niet alleen de voor de hand liggende voorbeelden,
maar ook voorbeelden in de gezondheidszorg zoals evenwich
tige spreiding van voorzieningen, slimmere routes voor mobiele
zorg, het snel traceren van haarden van voedselbesmetting en
verspreiding van dierziektes en pandemie.
Een mooi voorbeeld van inspiratie. Wat echter steeds terugkomt,
is dat het absoluut noodzakelijk is om meer dan tot nu toe
gebeurt, op de vraag in te spelen. Méér doen dan alleen data op
een portaal te zetten. Dat is niet genoeg:'We need to go beyond
#INSPIRE'. Dat kan door bijvoorbeeld games te ontwikkelen of
gebruik te maken van social media, linked data, sensoren en
3D-technieken. Zo kan men dan bijvoorbeeld bij het plannen
van een metrolijn gebruik maken van een centrale dataset met
3D-gegevens van de samenstelling van de bodem. Dat in plaats
van een enorme reeks boringen uit te moeten voeren. Zo gaat
geo-informatie meer levens leiden en zullen alle investeringen
zich dubbel en dwars gaan terugbetalen.
Nog een inspiratiebron: de presentatie van het EU-programma
GMES, voor aardobservatie. Binnen GMES worden sateliietbeelden
verzameld en op één punt ontsloten. Direct daarop volgde de
presentatie van Google.org, de filantropische poot van Google.
Google.org stelt ook sateliietdata beschikbaar, onder andere voor
inzet in crisissituaties overal ter wereld en voor analyse van bij
voorbeeld ontbossing. Zo'n presentatie is indrukwekkend en doet
de vraag rijzen of overheden ook in staat zijn om zulke omvang
rijke prestaties neer te zetten. Meer en meer zal het bedrijfsleven
hier een rol in gaan spelen. Voorwaarde is dan wel dat'open data
has to be absolutely free!'. Dat staat niet meer ter discussie.
Nu weer met nieuwe energie aan het werk voor de Nederlandse
provincies, aan de slag met INSPIRE in de praktijk.
Marjan Bevelander,
Coördinator Geo-Projecten
Interprovinciaal Overleg (IPO)
m bevel an der@ipo, nl
Geo-lnfo 2011-9 23