Kleurgebruik Topografische referentie De atlas en de Databank Verkiezingsuitsla gen maken gebruik van basiskaarten die aansluiten bij de geografische indeling en Conclusie opkomstpercentage. Een derde kaart type, dat in het eerste deel van deze atlas wordt gebruikt, is de puntsymbolenkaart, die verwijst naar de grafische methode Isotype van Otto Neurath en Gerd Arntsz. Grotere hoeveelheden worden weerge geven door een groter aantal symbolen, en niet door een groter symbool, zoals gewoonlijk bij proportionele puntsymbo- lenkaarten. De meeste choropleten hebben slechts vier of vijf klassen, waarop de klas sengrenzen schijnen te zijn aangepast. Uitzonderingen zijn de choropleten, waarop zowel een relatieve afname als een relatieve toename zijn te zien. In het hoofdstuk 'De electorale conjunctuur van het CDA' worden maar liefst negen klassen in de kaarten gebruikt. Maar ook hier is de keuze van de klassengrenzen moeilijk te achterhalen. Wordt het percentage stem men tot 50% onderverdeeld in klassen van 5 a 10 procenten, het percentage stemmen boven de 50% wordt daarentegen op een hoop geveegd. De consequente legenda in dit hoofdstuk zorgt er wel voor, dat een vergelijking tussen de jaren mogelijk is, maar of het recht doet aan de werkelijke verschillen in stemgedrag tussen de gemeenten is moeilijk vast te stellen. Voor de kaarten 32 en 33 die ook ter vergelij king naast elkaar zijn afgedrukt, is geen consequente legenda gebruikt. Op basis van louter visuele inspectie is een echte vergelijking dan ook moeilijk te maken, zonder eerst aandachtig de legenda te hebben bestudeerd. Kaart 18 toont de politieke dominantie van links of rechts per kiesdistrict in de peri ode 1888-1913. Ondanks dat dit een dui delijk nominale schaal is, wordt de kaart uitgevoerd in verschillen in grijswaarden van de kleur oranje. Gelukkig wordt deze fout hersteld in kaart 26, waar de politieke dominantie per kiesdistrict in de periode 1897-1913 wordt getoond. Hier wordt wel een chorochromatische kaart gebruikt! Hoewel de atlas in full colour is gedrukt, getuige de afbeeldingen van schilderijen, verkiezingsaffiches en kleurenfoto's, heeft de kartograaf zich in de kaarten beperkt tot de twee hoofdkleuren van de atlas, oranje en grijsblauw. De kaarten zijn afgebeeld tegen een achtergrond met een verloop van de standaardkleur grijsblauw. Hierdoor lijken sommige tinten oranje een andere grijswaarde te hebben naar gelang de achtergrondkleur. Dit maakt de verge lijking tussen gebieden binnen een kaart moeilijk (zie ook fig. 2). Wanneer voor de legenda-eenheden met een negatief percentage ook verschillende grijswaar den van de hoofdkleur grijsblauw tegen de achtergrondkleur worden gebruikt, is de verwarring compleet. Het is immers niet meer duidelijk, wat de voorgrond of de achtergrond is en de kleurintensiteiten gaan interfereren. Voor de chorochromatische en puntsym- Interferentie van voor- en achtergrondkleuren. boolkaarten zijn de twee hoofdkleuren aangevuld met andere kleuren. Hoewel de beperking tot de twee hoofdkleuren kan zorgen voor een zekere eenheid en rust in de kaart, maakt deze atlas een saaie, visuele indruk. Zeker een thema als politiek leent zich juist voor het gebruik van kleuren, omdat deze al snel associaties oproepen. Zo wordt in de atlas wel aangesloten bij de associatie, dat blauw voor een liberale politieke overtuiging staat en rood voor een sociaaldemocratische. Maar even ver derop wordt hetzelfde blauw weer gebruikt om aan te geven, dat een kiesdistrict juist links georiënteerd is. Groen wordt in de atlas gebruikt voor de ARP en kiesdistric ten met een rechtse oriëntatie, terwijl de kleur groen toch aan de andere kant van het politieke spectrum gezocht moet worden. Of speelt de grondlegger van de protestants-christelijke politiek Groen van Pinksterer de kartograaf hier parten? topografie door de jaren heen. Dit alleen is al een prachtig resultaat van het historisch onderzoek en nodigt uit tot gebruik voor het in kaart brengen van historische ver- schijnstelen. De grote rivieren hebben een erg prominente aanwezigheid in de kaar ten, wat zeker bijdraagt aan de oriëntatie van de lezer, maar tegen het licht van het thema had dit subtieler gekund. Ook de verschillende plassen en meren zijn dui delijk aanwezig in de kaarten. Omdat hier het grijsblauw van de achtergrondkleur wordt gebruikt is het soms moeilijk om de plassen in Zuid-Holland met een lichtere grijstint te verbinden met de meren in Friesland die een donkerdere grijstint hebben. Dit wordt des te moeilijker indien ook in het thema de grijstinten van de hoofdkleur grijsblauw worden gebruikt. In deel een wordt de lezer geholpen in de topografische oriëntatie, doordat de kiesdistricten genummerd zijn en iedere kaart vergezeld gaat van een index waarin de namen van de kiesdistricten worden verbonden met de nummers in de kaart. In deel twee ontbreekt een dergelijke nummering en index helaas, waardoor het niet mogelijk is om een uitschieter in het kaartbeeld geografisch te identificeren. De atlas biedt een rijk geïllustreerde schat aan informatie over de electoraal-geo- grafische ontwikkelingen in Nederland. Deze wordt verder uitgediept in de noten aan het einde van de atlas, gevolgd door een literatuurlijst. De kaarten doen hier aan helaas geen recht. De saaie, visuele indruk, het gebrek aan statistisch inzicht om de gegevens echt te laten spreken en de keuzes voor kleurgebruik en topo grafisch detail zijn een gemiste kans om ook vanuit kartografisch oogpunt bij te dragen tot een betere overdracht van de informatie. Gelukkig zijn alle gegevens en basiskaarten beschikbaar op de website van de Databank Verkiezingsuitslagen, dus kunnen kartografen naar hartenlust zelf aan de slag. Wie gaat de uitdaging aan? Zie ook de bespreking van Virginie Mama- douh in het tijdschrift Geografie, oktober 2011, p. 45. 9 Edward Mac Gillavry, redacteur Geo-Info 2011-12 23

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2011 | | pagina 25