Door automatische generalisatie
is kleinschalige kaart al beschikbaar
2 weken na herziening van
grootschalige kaart
Aanpak
De behoefte aan actuele informatie kan
voor gebruikers in sommige situaties
belangrijker zijn dan een product
dat voldoet aan alle kartografïsche
principes. In de praktijk betekent
de introductie van automatische
generalisatie dat een 1:50.000 kaart
twee weken na de
inwinning vanTOPioNL
beschikbaar zal zijn
i.p.v. de huidige 4, 6
of 8 jaar. De huidige
generalisatierichtlijnen
worden wel gebruikt
om de belangrijke
kartografïsche principes toe te passen,
maar tegelijkertijd wordt de vrijheid
genomen om van deze regels af te
wijken als de experimenten daar
reden toe geven. Bijvoorbeeld als het
te moeilijk is een bepaald principe te
automatiseren. Uiteraard is het wel
belangrijk dat de resultaten nog steeds
van acceptabele kwaliteit zijn.
Niet het Kadaster (als producent), maar
de gebruiker moet bepalen wat een
acceptabel product is.
Daarom is de gebruiker vroeg in het
ontwikkelproces betrokken.
Generalisatie zonder enige interactie
is de enige optie voor de realisatie van
efficiënte, consistente en on-demand
producten. Daarom is de ambitie 100%
automatische generalisatie.
Landsdekkende, topografische
informatie die alle klassen integreert
in één bestand is op kleinere schalen
alleen nodig voor visualisatie.
Tegelijkertijd kunnen TOP10NL
gegevens voldoen aan de behoefte
aan landsdekkende, topografische
informatie nodig voor GIS-
bewerkingen. Voor specifieke thema's
(klassen) kan er wel behoefte zijn aan
kleinschalige objectgegevens zoals
bijvoorbeeld gegeneraliseerde water
en wegennetwerken. Voor die thema's
zouden afzonderlijke, objectgerichte
producten kunnen worden gemaakt.
De focus van het gegeneraliseerde
product ligt dus op visualisatie die 1
op 1 samenhangt met de gebruikte
symbolisatie. Dat betekent dat de
gebruikers zich bewust moeten zijn
op welke wijze zij de punt-, lijn- en
vlakgeometrie kunnen gebruiken.
Gebruikers zouden de kaartgebaseerde
gegevens immers onbedoeld op een
verkeerde manier kunnen gebruiken.
Bijvoorbeeld voor ruimtelijke analyses
of voor een kaart met andere
symbolisatie of tekenvolgorde van
kaartlagen. Dit kan resulteren in
onverwachte (incorrecte) visualisaties.
Deze beperkingen van de geometrie
zullen duidelijk worden vastgelegd in
de nieuwe productspecificaties.
In eerste instantie wordt gekeken
naar de schalen 1:50.000 en 1:100.000
omdat automatisering hier de
meeste besparing oplevert ten
opzichte van het interactieve proces.
Bovendien worden momenteel
de kaartspecifïcaties voor de
schalen 1:250.000 en 1:1 miljoen
geharmoniseerd op Europees niveau
(EuroRegional Map respectievelijk
EuroGlobal Map) waardoor het
onpraktisch is om op dit moment deze
producten te herzien.
De meest eenvoudige manier voor
wijzigingen is het vervangen van
de complete oude versie met een
complete nieuwe versie van het
betreffende gebied. Het is daarom niet
nodig om relaties tussen brongegevens
en gegeneraliseerde gegevens te
behouden.
Omdat het Kadaster snel met resultaat
wil komen, werd beschikbare
commerciële software gebruikt en
ook voortgebouwd op resultaten
uit eerder onderzoek (zie Geo-
Info 5 (2008|2). Deze resultaten zijn
inmiddels geïmplementeerd in ArcGIS
10 (uitgebracht in 2010) dat daarom is
gebruikt voor de implementatie.
Vanwege de complexiteit en het
onverwachte karakter van het
generalisatieproces (als je ergens in
het proces iets verandert, weetje niet
precies waar dat effect zal hebben) is
het basisprincipe van de aanpak heel
simpel:'al doende kijken wat er goed
en fout gaat; het goede behouden
en het foute verbeteren'. De huidige
generalisatie- en symbolisatierichtlijnen
(in eerste instantie van 1:50.000)
dienden daarbij als uitgangspunt. Bij
dit proces heeft een senior kartograaf
van het Kadaster geholpen om de
generalisatierichtlijnen te verduidelijken
en alternatieven te vinden als bleek
dat een bepaalde richtlijn moeilijk
te implementeren was. Door het
implementeren, het iteratief testen
van deelstappen en het zorgvuldig
evalueren van tussentijdse resultaten
is de optimale implementatie van één
geïntegreerd werkproces bepaald.
Dat wil zeggen: de beste volgorde van
stappen als ook de meest geschikte
algoritmes en parameterwaarden voor
elke stap. Uitgangspunt was steeds:
het bereiken van 100% automatische
generalisatie. Dat kon enerzijds door
het proces te verbeteren. Maar vaak
bleek ook dat de basis (TOP10NL) verrijkt
moest worden om betere resultaten te
krijgen, bijvoorbeeld door het toevoegen
van op- en afrit-informatie over wegen.
Uiteindelijk leverde deze aanpak een
werkproces op waarmee op volledig
automatische wijze een 1:50.000 kaart uit
TOP10NL wordt gegeneraliseerd.
Het uiteindelijke werkproces bestaat uit
drie onderdelen:
1. Gegevensgeneralisatie gericht op
het versimpelen en uitdunnen van
de objecten die moeten worden
gevisualiseerd
2. Symbolisatie
3. Kartografïsche generalisatie om
de kartografïsche conflicten van
gesymboliseerde objecten op te lossen
Het uitdunnen van de gegevens bestaat
met name uit de volgende stappen:
TOP10NL hartlijnen (een extra laag
die beschikbaar is naast deTOPioNL
wegpolygonen) samenvoegen tot
TOP50NL hartlijnen. InTOPioNL is
iedere rijstrook een hartlijn, terwijl
inTOPsoNL een volledige weg één
hartlijn is. Het gebruikte algoritme
werkt alleen goed als de input een
correct wegennetwerk is.
Geo-lnfo 2012-2 7