Coïtc onöctrtcfmnrtóc tmttöcn ?ffitfocnc
cnbcftmtV'txm Xwutm ï&tftfetttf{Sapen cfr.fi? bc ffiuf ïnbrpAflmif
ItcrcSdcrfc vvtnbc T31i<#nwiitm tfnnfcn wccfer b'tïlft mcctp
t>icv mfccfccSftofciWtt^mrtfmt JU"*
Provinciekaarten
Nadelen incomplete legenda's
Wanneer worden symbolen
gestandaardiseerd?
En dus moesten de lezers maar
gissen of dat cirkeltje met een
kruis erop voor een klooster of
een abdij stond
flHflK Pïftmfrtriltfnhf Jtef^nï»: |imfcJpwkiijoh!fr?xfpf r«iM«>fc«n'
fUK jfjiimff#iin p*n(tf W" l>ndl mbr ftf'V iio {«rmjiioifcn ilir.» c |im 'mn
«udh««L-lfiHtini Ji mnfi ait KCtga f .md nil list jrpi'K J RW ftnif dP** ferm muf <s»
rmfü rit óiw jiflKfüiiff^ffjn&™ sfrt Kijn(i'ii|ljmoiJ,[UniiS|rftK<'».i«H f Un* n:n fow
i iicii &fuffi c? 11 EfRf iifcuuf'fn s pptffnifi^f Ifpft^fffiffl iih^l I tfö fcgfrai*if
«iti^f t«ufm cM fJiEn' Y (m« mmm «ictji^t fn» iribBju'kti
|®Si! reiiw imskii $riqfct T wn hji nfiir«nw r f^TTi cnh tAijnrfiiii optefau
■rjni «t» wnt* vw:r.|»a4f 1 itiisiit. Oirej«r.( W&iJ h t* nn-.ifni «yin tg iwn
ItfCfr "1"—Miftfjiiwn^nia J cfTttmmrpot*vttv
8Ê««1i«t*•ïfjnfica(ren^|j««ii»uW'ni«- mm mm miffwnï+p: i «alBtMHL3jfrf™jifct,
fr itmijü tw» #1» M f-™- f it-rerrflf. ifnBf fcji tt Nrj»
u« f itM iliucHL-n lafrtiKT pnf DttlMfpn nKre mjnff ren i|«ibi»ri!»jfx|ÏJ?*|ï( fjgi&gnmhw itiff p® t; 41 s n KnrfV
faw tïT ^r< fnlw i:irt iwrBfii ir.nrttlK 6fff(Imiuii J! tfwim Jmc iMWTftjrMttWim htiflnt'im m«[ ivr j|«fc pu
iKfii Sci&nptn Kt t'f i.titiim tarfftms ifmtsistit Ut ftinarm/tftomtrf sittrlK tfflffttt^cpri Ks piaiiifiit^ftf Jmi filtif
J\ U fï nii iHtrtiMef Jf Cf reitre 3iiif<f JrailH tf
i-4 ^1ft|TT^,«ihfiTiafflii!Jl!lrJlJJi«"fn' f 1 4 Sinnnc'^twimsi fJMta'tanm iflftjrerJiiilif
Stt/tettef Iw niJfqtim fn*( (irtCm hw«i ffiK^wurifititffliimtnfif vttfipm btrpfrn,i;ili.in t,
t i. fiu, 11. etf. (c«qi «ff|kn se 4— w"' C«Sfi"nC( fumCf 'IK« rifi fuifuffrit,
itfc im Cfltr nrtnfrire t ^hniff' 6 fcmiJivjc m:lr fnflin tfncffÉiia mI:(jiiCfn'nih Jra
taf Cf fcippn snlwf C'fMi/i tfCitiBOl (rtnlPfflt iiutl. OK *JCrt C rajim wifutJwU Sfln; fOHtfietf
ïli^ffif iiCf Jüt&tff ii iihït nisr^ifture Ifi JÏ<ii6f.
Fig. 6 Legenda in de inleiding van de Spieghel derZeevaert van Lucas Janszoon Waghenaer (1584)
Toen Van Deventer met zijn serie provincie-
kaarten een nieuwe trend inluidde, plaatste
hij, zoals op de kaart van Gelre (1556) en
Brabant (1536) de gebruikte symbolen
(steden, dorpen, cloosteren en casteelhuy-
sen) prominent in
een kader. Hierbij
gaf hij tevens de
kwaliteit van zijn
gegevens aan:
het ontbreken
van een cirkeltje
in een plaatssymbool gaf aan dat hij het
betreffende object niet goed had kunnen
inmeten, zodat de exacte locatie ervan
onzeker was. In een kader op de kaart van
Zeeland staat:"... dyeken syn gheteeckent
met punten bij maniere van linien hier en
gins over de ijlanden loopende", en op de
kaart van Holland: "en om wt den dorpen te
kennen Abdyen en Cloosters, soo zyn die
selue Cloosters gheteeckent met een cruys
op haer torens."
Ook Lucas Janszoon Waghenaer was inno
vatief bezig. Hij introduceerde het nieuwe
concept van de zeeatlassen. Om het
gebruikte vergemakkelijken introduceerde
hij de gebruikte symbolen prominent in de
inleiding. Voor klippen en rudtsen, witteen
zwarte tonnen, bakens en kapen, anker
plaatsen en cijfers die de diepte ter plaatse
in vadems aangaven (zie figuur 6). Nu we
andere inzichten hebben zouden we deze
legenda niet in de inleiding plaatsen, maar
bij de kaarten zelf. Als Floris Balthasar met
zijn serie Hoogheemraadschapskaarten
begint, geeft hij in een speciaal kader van
zijn Caert van Schielandt (1611) aan welke
kleuren hij waarvoor gebruikt. Hierbij
worden zowel de verschillende water
schappen kleurgecodeerd als dijken, kaden
en wateren. Er zijn legio aanzetten op losse
kaarten voor het
opnemen van
een dergelijke
opvallende,
monumentale
legenda, in
plaats van de
als terloops of in een hoekje gefrommelde
duiding van de tekens. Kartografen zijn
zich dus wel degelijk regelmatig bewust
geweest van het fundamentele belang van
het benadrukken van de betekenis van de
gebruikte symbolen. Maar het wordt pas
regel bij de in de traditie van de ingenieur-
géographes geschoolde landmeters van na
1750, zoals de Hattinga's.
Het niet of onvolledig opnemen van
legenda's leidt tot gebrekkige mogelijk
heden voor analyse van oude kaarten met
betrekking tot hun relevantie als histori
sche bron. Ik wil dat toelichten aan de hand
van de wandkaart van de 17 Nederlanden
van Pieter van der Keere uit 1607 die door
Prof. Schilder in de'Monumenta nr. VIII'
weer is herdrukt (zie fig. 7). Om het belang
van deze kaart als historische bron vast
te stellen, moeten we weten in hoeverre
de kaart compleet was, bijvoorbeeld met
betrekking tot de weergegeven bruggen,
kloosters of kastelen. De in de legenda
beloofde kastelen staan in elk geval niet
aangegeven. Kloosters vinden we nog wel,
ook in de Republiek nog: in figuur 6 zien
we kloosters bij Amsterdam (Chatusers),
Hoorn (Bethlehem), Alkmaar (Bactum en
Cranenbrouck). Er wordt niet vermeld
waarom de informatie over kastelen en
kloosters niet beschikbaar was voor Artois,
Henegouwen, Namen, Luxemburg en Bra
bant (bezuiden de Kempen). Daar worden
de kleinere nederzettingen tenminste
alleen met stippen aangegeven, zonder de
torentjes waar elders kruizen en pieken aan
werden toegevoegd om er zo kloosters en
burchten mee te verbeelden. In Vlaanderen
vinden we molens op de kaart - die zullen
toch ook in andere provincies voorgeko
men zijn? Maar we vinden ze niet. Ook is
het dijksymbool niet verklaard, een dunne
enkelvoudige lijn, die wèl voorkomt in
Holland en Friesland, maar niet in Zeeland
of Vlaanderen. In fig. 7 is er zelfs een dijk
benoemd: de Swaechdijck tussen Hoorn en
Medemblik. Op deze kaart van de Neder
landen is tussen Hoorn en Enkhuizen als
enige een straatweg aangegeven, en bij Ter
Leth (bij Arnhem) staat een galg. Op Texel,
bij den Helder en op Vlieland heeft Van den
Keere kapen langs de kust getekend. Ook
aan de hand daarvan kan men zich afvra
gen of die alleen hier of ook elders in onze
delta voorkwamen. Op dit soort vragen zou
men als potentiële gebruiker graag een
antwoord hebben. Het stellen van de vraag
zou al een stuk makkelijker zijn wanneer
er een volledig overzicht van de gebruikte
symbolen staat.
Het ligt voor de hand om bij een kaartwerk
dat in een aantal bladen uitkomt, van te
voren vast te stellen welke symbolen wor
den gebruikt en welke vaste betekenis die
hebben. Maar het grote voordeel daarvan is
niet altijd duidelijk geweest. Als voorbeeld
daarvan wordt hier de 'Friesche Atlas'van
Halma (1718) met de grietenijkaarten van
Bernardus Schotanus uit 1698 opgevoerd.
Schotanus is zeker 20 jaar met de opname
van de grietenijen bezig geweest. Het is
dus mogelijk dat zijn opvattingen over
definities van kaartsymbolen in de loop
van die periode veranderden. Want zodra je
de omschrijvingen van dezelfde symbolen
op de verschillende grietenijkaarten naast
24 Geo-Info 2012-3