Logische stap
Wanneer gaan we ons zorgen
maken over de leesbaarheid?
ft,
elkaar legt, blijken er nogal wat verschillen
te bestaan. Een kerksymbool kan staan
voor een dorpskerk, een parochiekerk of
een dorp. Nou is dat natuurlijk hetzelfde,
want een dorp zonder kerk is geen dorp
maar een gehucht. Verwarrend is het
wel. Rechthoekjes met een bomenhaag
eromheen geven 'stemmende huysen of
plaatsen'aan, of'eigenerfde staten'. Ster
retjes geven 'stemdragende stellen'aan of
'stemdragende plaatsen zonder huysen'. Of
'vervallen stemmende staten'of'stellen met
stemmen'of'stemmende stellen zonder
huysen'of'andere stemmende stellen of
huyssteden'. Ook dat is allemaal hetzelfde:
een boerenbedrijf met stemrecht waarvan
de boerderij verdwenen was, maar ook hier
krijgt men problemen met al die verschil
lende omschrijvingen. Een molensymbool
kan zowel voor windmolen, watermolen als
korenmolen staan. Als Schotanus symbolen
voor woningen van de elite gebruikt, is er
helemaal sprake van overlap. De legenda's
zijn onder meer zo ongelijk omdat niet alle
categorieën van objecten overal voorkwa
men. Maar het is een rommeltje. Schotanus
had dat kunnen vermijden door al bij het
begin met een vaste legenda te werken.
Nu is er sprake van een serie overlappende
symbolen waartussen de grenzen moeilijk
te trekken zijn: hofstedes, aanzienlijke
hofstedes, eigenerfde staten, adellijke
hofsteden, gewesen adellijke staten met
boerehuizen, hofsteden op adellijke stellen
en adellijke staten, etc.
Op een gegeven moment komt dus het
besef dat men bij grote karteringsoperaties
van te voren moet vaststellen welke ope
rationele definities worden gebruikt. Het is
dan ook logisch die in een vaste legenda te
definiëren en grafisch vast te leggen. Dat
is het geval bij de Hattinga's. Zij volgen als
voorbeeld het werk de 'Werkdadige Meet-
konst'van Morgenster en Knoop (1757,2e
druk). Hierin staan uitgebreide instructies
voor het weergeven van alle informatieca
tegorieën voor topografische kaarten, met
uitzondering van het kaartschrift. Dat is
de enige reden waarom de kaarten van de
Hattinga's niet zo professioneel overkomen
als de latere topografische kaarten van de
Topografische Inrichting na 1813.
De laatste vraag is: wanneer gaan we ons
zorgen maken over de leesbaarheid van
de symbolen? En over de manier waarop
de legenda wordt gepresenteerd? Dat is
eigenlijk pas iets van de laatste tijd. In de
kartografie wordt er vanaf de zestiger jaren
van de 20e eeuw psychofysisch onderzoek
gedaan: onderzoek naar de verbanden
tussen afmetingen van symbolen en de
menselijke reacties daarop. Net toen dat
onderzoek wat bruikbare resultaten voor
praktische kartografen begon op te leveren
kwam de automatisering, en moesten alle
kartografen hun best doen om hun handel
niet aan IT-specialisten kwijt te raken.
Het heeft de onderzoeksinfrastructuur
van de kartografie sterk aangetast. Maar
het onderzoek is nu weer hervat, en richt
l*:uytdvrs/j.
Lvt
'fei T
£*irv rsyt»y «X
*Wr, m
Hafjojlm
Jiiikvn
OykrLat 4
t'.iÜfiffïU'
.1 uitk'i't
NQftrra
iJvotuUrum cxpiwanf
ZJrhcj£Tedenj
3WÉt 'Durpn1
(rrn Cafftrkn.
ComabtaA Claiflrrs
Fig. 7 Detail van de wandkaart der 77 Nederlanden 7607) van Pieter van der Keere.
Geo-lnfo 2012-3 25