Structuur
Literatuur:
Samenvatting
Summary
in Arnhem (maar nog niet genummerd).
Drs Geudeke attendeerde me op pagina 19
(zie geciteerde tekst).
Tenslotte een laatste opmerking over
de structuur van de legenda's. Die was
bij zowel de'Choro-Mineralogische en
Algemeene Hydrographische kaart'als bij
deTMKgoed in orde. Zaken die bij elkaar
horen waren netjes gegroepeerd - al had
men dat achteraf misschien nog wat meer
kunnen benadrukken door kopjes in te
voegen. De geleding is gerealiseerd door
spaties in te voegen tussen de verschil
lende groepen verwante symbolen. Zo'n
relevante geleding was in het verleden
echter meestal een zeldzaamheid, en als
het op dit moment wèl gebeurt, dan komt
dat doordat op de Kartografische Studieda
gen in Rolduc in 1983 door de Nederlandse
Vereniging voor Kartografie aandacht
aan legenda's is besteed. Günter Schilder
hield een voordracht over de ontwikke
ling van symbolenlegenda's waar ik voor
mijn bijdrage materiaal aan heb ontleend.
Dankzij de praktische voorbeelden van
Paul Mijksenaar drong het tot kartografen
door hoe je zo'n legenda nou echt moest
opzetten.
Hij introduceerde de term'legendalandjes',
die vanaf dat moment in het kartografisch
woordenboek prijkt. Voor de hand liggende
zaken bleken namelijk regelmatig mis te
gaan. Voorbeelden hiervan zijn het zo dicht
mogelijk bij de symbolen plaatsen van de
verklarende tekst, of het op dezelfde kant
van het papier drukken van zowel kaart als
legenda. Dat was een ruw ontwaken, want
Mijksenaar spaarde kool noch geit, en we
waren in onze vereniging niet gewend dat
iemands werk rechtstreeks werd bekriti
seerd. De wereld was even te klein. Het
heeft even geduurd voordat Mijksenaar
weer als spreker werd gevraagd, maar
tegen die tijd waren de kaartlegenda's juist
dankzij hem een stuk verbeterd!
Noot: Dit artikel is de weergave van een lezing
gehouden op de studiemiddag Symbolen,
vormgeving en het gebruik van oude kaarten,
georganiseerd door de Werkgroep Geschiedenis
van de Kartografie op 2 november 2011.
Dr. Ferjan Ormeling is als onderzoeker
verbonden aan het Explokart project van
de Universiteit Utrecht.
-Bollmann, H. (1966) Karlsruhe, ein Boll-
mannplan. Braunschweig: Bollmann verlag.
-Frangois de Dainville (1964) Le langagedes
géographes. Parijs: A. et J.Picard.
-Morgenster, J. en J.H.Knoop (1757) Werk-
dadigeMeetkonst (2e druk). Leeuwarden:
Ferwerda.
-Mijksenaar, P. (1983) Kanttekeningenbij
kaart-legenda's door een grafisch
vormgever. Kartografisch Tijdschrift
vol IX no i, pp 29-39.
-Schilder, G. (1983) Historische ontwikkeling
van legenda's: een verkenning. Kartogra
fisch Tijdschrift vol IX no 1, pp 19-28.
-Schilder, G. (2008) Monumenta Carto-
graphica Neerlandica: volume VIII: Jodocus
Hondius (1563-1612) and Petrus Kaerius (1571-
afteri646). Alphen aan den Rijn: Canaletto/
Repro-Holland.
Om de ontwikkeling in het gebruik van
symbolen en legenda's op kaarten na te
gaan wordt een aantal vragen gesteld:
Zijn symbolen nodig? En als ze worden
gebruikt, moetje ze dan ook verklaren?
Dient zo'n eventuele verklaring in een vast
kader (de legenda) te gebeuren? Waar
moet die legenda op de kaart komen te
staan? Dienen de symbolen gestandaardi
seerd te worden zodat ze voor meerdere
kaarten gelden? En tenslotte: hoe moet een
legenda worden gestructureerd?
Een indeling van geografische objecten in
een categorie waarbij ze elk met hetzelfde
symbool worden weergegeven betekent
ruimtewinst, terwijl het tekenen ervan
minder tijdrovend is. Naarmate kaarten
abstracter worden of minder bekende
situaties aangeven, kan men de gebruikte
symbolen niet meer duiden en is een
verklaring nodig. Om niet steeds naar die
verklaringen te moeten zoeken ligt het
voor de hand dat men ze bij elkaar zet, en
dan liefst op een vaste plaats. En als je voor
dezelfde objectcategorieën op verschil
lende kaarten dezelfde symbolen gebruikt,
versnelt dat het herkennen van de symbo
len. Op deze manier is de standaardisatie
van kaartsymbolen en hun verklaring in
vaste legenda's een logische ontwikkeling,
een gevolg van 'good practice'. Het is alleen
verbazingwekkend dat het tot de 19e eeuw
duurt voor dit besef overal is doorgedron
gen. Terwijl sommige kartografen dat in de
16e eeuw al wisten...
In order to analyse the use of map symbols
and legends, some questions are asked:
Why use symbols at all? If they are used,
then when should they be explained? And
should such an explanation take place
within a fixed frame (a legend box)? What
should be the location on the map of
that legend box? Should map symbols be
standardised in order to be valid for more
maps? The final question would be how
to structure that legend to make it more
effective?
Cartographers must have found out early
that grouping similar geographical objects
into a category, and rendering all members
of that category with the same symbol on
a map saved both map space and time.
As maps began to visualise more abstract
phenomena or more exotic situations, the
symbols used would no longer be recog
nizable, and this made map sign explana
tions necessary. It is logical that the search
for these explanations on the map would
be eased when grouped in a distinct frame
or legend box, preferably in a fixed corner
of the map. And when the map would
belong to a series, then map use would be
eased by the use of the same symbol for
the same category throughout. Looked at
from this perspective the standardisation
of map symbols and their explanation in
fixed legends seems straightforward and a
proof of following good practice. It just is
amazing that all these notions were already
extant by the end of the 16th century,
while it took to the start of the 19th century
before they were applied throughout.
Geo-lnfo 2012-3 27