Resultaten vergelijking
Rond 60% detectie
op basis van AHN-2
Knotten en afzetten beïnvloeden
detectiemogelijkheden
Potentiële oorzaken
Het resultaat van de boomdetectie in de noordwesthoek van de Duif polder.
LuchtfotoNL° Cyciomedia 2oro.
Zicht op de Oostgaag (boezemwater) aan de noordkant van de Duif polder met
enkele van de bomen die dicht tegen de kering van dit boezemwater staan.
De geïnventariseerde bomen staan in een
inventarisatiezone die de regionale kering
omvat en het polderland dat zich op een
afstand van circa 25 tot 30 meter van de
kering bevindt.
De methode die Alterra
heeft ontwikkeld
bestaat uit het model
leren van boomkruinen
en kroonprojecties uit de laseraltimetrie
data die gebruikt zijn voor AHN-2. Delfland
heeft, als één van de opdrachtgevers van
AHN-2 de data ter beschikking gesteld.
Bij de modellering wordt gebruik gemaakt
van de ruwe data die niet van het maaiveld
zijn teruggekomen en van de maaiveld
hoogte van AHN-2. Door het verschil te
bepalen wordt de relatieve hoogte van
de objecten op het maaiveld verkregen.
Aan de hand van vorm, grootte, structuur
en hoogte van de objecten kunnen bomen
gemodelleerd worden.
In de inventarisatiezone van de Duifpol
der zijn 3267 bomen geïnventariseerd.
In beginsel zijn alle bomen in de Duif
polder door Alterra gemodelleerd, ook
de bomen op de erven die binnen in de
polder liggen. Indien alleen de gepro
jecteerde boomkronen die gelegen zijn
binnen de inventarisatiezone worden
beschouwd dan resteren 727 vlakken.
De gemiddelde oppervlakte van een
projectie is 35,15 m2 met een standaard
afwijking van 48,16, wat aangeeft dat de
grootte van de projectie sterk varieert.
In tabel 1 is aangegeven hoeveel waarge
nomen soorten vallen binnen één van de
afgeleide boomkroon-projecties.
Nog geen 60% van de ingemeten bomen
blijken dus in een kroonprojectie te lig-
gen. En dit percentage wijzigt nauwelijks
als we de analyses beperken tot de bomen
die volgens de veldinventarisatie niet
geknot zijn. Van de 1727 bomen die dan
resteren valt circa 60%
in één van de gemodel
leerde kroonprojecties.
In 2005 heeft Delfland
een digitaal bomenbe-
stand opgesteld op basis van aardobserva
tietechnieken. Uit steekproeven bleek dat
het aantal gekarteerde bomen beduidend
lager was dan het werkelijke aantal. Boven
dien bevatte het bestand onvoldoende/
geen informatie over de exacte locatie en
de hoogte van
de boom en
ontbrak de
boomsoort.
Dit waren voor
Delfland redenen om een veldinventarisatie
te laten uitvoeren. Naar aanleiding van deze
twee ervaringen luidt de vraag waarom er
niet meer bomen gemodelleerd worden?
We onderscheiden drie potentiële
oorzaken voor de tegenvallende score:
temporele aspecten, het perspectief van
waaruit wordt waargenomen en veronder
stellingen die gedaan worden tijdens de
modellering.
Temporeel
Tussen de laser altimeter opnamen en de
inventarisatie in het veld zitten ongeveer 3
jaar. De opnamen voor AHN-2 van Delfland
vonden plaats
in het vroege
voorjaar van
2008 (februari
maart) en de
veldinventarisatie van de Duifpolder vond
plaats in april en mei 2011 met enkele
Boomnaam
Niet in kroonprojectie
Wel in kroonprojectie
Eindtotaal
soort
v/h aantal bomen
van soort i
v/h aantal bomen
van soort i
Som
v/h totaal
aantal bomen
Schiet wilg
447
40.8%
648
59-2%
1095
33-5%
Es
280
434%
365
56.6%
645
19-7%
Zwarte els
158
25.0%
475
75-0%
633
194%
Sierappel
55
59-8%
37
40.2%
92
2.8%
Boswilg
53
73-6%
19
26.4%
72
2.2%
Gewone vlier
36
56.3%
28
43-8%
64
2.0%
Treurwilg
38
82.6%
8
174%
46
14%
Witte abeel
22
47-8%
24
52.2%
46
14%
Eenst. meidoorn
27
61.4%
17
38.6%
44
1.3%
Calif, cipres*
13
31.7%
28
68.3%
41
1.3%
Taxus
27
75-0%
9
25.0%
36
1.1%
Zomereik
15
46.9%
17
53-1%
32
1.0%
Andere soorten
198
47,0%
223
53,0%
421
12,9%
TOTAAL
1369
41,9%
1898
58,1%
3267
100,0%
Tabel 1 De mate van overeenkomst tussen het veldwerk en de modellering voor de to meest algemene
bomen in de Duifpolder en de overige soorten. De overige soorten omvatten in totaal 61 boomsoorten.
Geo-lnfo 2012-7 5