Regeerakkoord
'Bruggen slaan'
Rectificatie
Conclusie
Referenties
lyseerde gegevens bleek dat de meeste
berichten (40%) betrekking hadden op
de aankondiging van een evenement en
dat die meestal gepost werden via Twitter
door direct betrokkenen bij de projecten.
Verder bleek dat 19% van de berichten
uit opinies bestond en de overige uit
feiten (10%) en ideeën (12%). Interes
santer is, dat 80% van al Ie Tweets door
12% van de gebruikers werd gestuurd
en 80% van alle Linkedln berichten door
respectievelijk 32% in Zuidpias en 47% in
Alphen. Daarnaast participeerde slechts
rond de 20% van de actieve Twitteraars in
Zuidpias (49% ervan zond één bericht) en
25% in Alphen (62% zond één bericht). In
Zuidpias bestond de top 10 van twitteraars
uit de projectorganisator en 9 burgers
terwijl in Alphen 8 actieve burgers in de
top 10 stonden. Opvallend was ook dat
het patroon van gebruik van sociale media
in deze projecten bijna identiek is als
bij traditionele participatie. Er was geen
sprake van een continu proces van uitwis
seling van ideeën maar van periodieke
bijdragen. Het aantal berichten piekte op
de dagen dat er bijeenkomsten waren.
Discussies werden slechts binnen de
periode gevoerd en vonden geen vervolg
buiten de tijdspanne van het evenement.
De conclusie die uit deze beperkte analyse
werd getrokken is dat in deze gevallen
de inzet van sociale media slechts een
beperkt effect heeft gehad op de omvang
en de vorm van participatie. Slechts een
beperkt aantal mensen voerde alleen
tijdens de formele participatie evenemen
ten een discussie via Twitter en Linkedln.
De vraag die dan ook gesteld kan worden
is of de huidige opzet van de ruimtelijk
planning wel past bij het karakter van
sociale media. In beide besproken case
studies was het planning proces traditio
neel en lineair van opzet. Inspraak werd
georganiseerd tijdens een aantal evene
menten. Dit past niet bij het dynamische,
informele en continue karakter van sociale
media. De rol van sociale media zou kun
nen zijn om meningen en opinies te pei
len en te verzamelen voorafgaand aan het
maken van een plan, niet zozeer als apart
inspraak instrument. Essentieel daarin
is terugkoppeling en verwerking van
de verzamelde informatie; iets waar de
huidige planningsprocessen onvoldoende
in voorzien. Participatie richt zich nu op
consultatie terwijl het om meebeslissen of
mee-ontwerpen zou moeten gaan.
Terugkijkend op de voorbeelden die we
hierboven hebben gegeven kunnen we een
aantal conclusies trekken:
Als actieve sensor, toegepast in crowd-
sourcing situaties, is Twitter effectief en
eenvoudig in te zetten. Mashups zijn snel te
maken en beschikbaar te stellen. Voorbeel
den zoals de Fukushima radioactiviteitskaart
geven aan dat op deze wijze snel een
informeel beeld kan worden gekregen van
een specifieke ruimtelijk thema.
Het goed mogelijk om een afwijkende ruim
telijke gebeurtenis real-time te detecteren
met de berichtenstroom van Twitter. Een
goede vaststelling van de geografische loca
tie is echter nog steeds lastig. Minder dan 1%
van de berichten wordt verzonden voorzien
van geografische coördinaten. Gebruikte
locatieaanduidingen (meestal toponiemen)
kennen geen eenduidige definitie voor wat
betreft ruimtelijke precisie. Veel onderzoek
zal nog moeten worden gedaan naar het
intelligenter maken van data-mining tech
nieken om dit te verbeteren.
Als instrument om communicatie en partici
patie over ruimtelijke kwesties te verbeteren
hebben de sociale media hun meerwaarde
nog niet bewezen. De top-down benadering
die gevolgd is in de projecten die in dit
artikel genoemd zijn gaan moeilijk samen
met het bottom-up principe van Twitter en
Facebook.Wil het gebruik van social media
succesvol zijn dan zal de inzet minder ad-hoc
moeten zijn en een explicieter doel moeten
hebben. Daarnaast kost het vormen van
een representatief netwerk van deelnemers
(een community) hetzij via Twitter hetzij
via andere social media veel tijd en is sterk
afhankelijk van helder geformuleerde
doelen, de mate van betrokkenheid en de
feedback die zij krijgen. Ruimtelijke plan
ning als proces lijkt daardoor nadrukkelijker
pro-actief te moeten worden ingericht in
plaats van reactief, zoals in de gebruikte
voorbeelden.
Brehanu, H M, 2012. A method for extrac
tion of spatial-temporal events from social
networks, Master Thesis, Universiteit
Wageningen
Eikelenboon, J, 2012. Sharing views on spa
tial plans: scales of geographical informa
tion and public participation in social media,
Master Thesis, Universiteit Wageningen
Longueville de B, Robin S. Smith, Gianluca
Luraschi, 2009.'OMG, from here, I can see the
flames!': a use case of mining Location Based
Social Networks to acquire spatiotemporal
data on forest fires, Proceedings of the ACM
International Symposium on Advances in
Geographic Information Systemspp. 73-80
Ruthven I. and Lalmas M., 2003. A survey on
the use of relevance feedback for informa
tion access systems, Knowledge Engineer
ing Review 18 (2), pp. 95-145
Vieweg, S., Flughes, A.L., Starbird, K., Palen,
L., 2009. Microblogging During Two Natural
Flazards Events: What Twitter May contrib
ute to Situational Awareness, Conference
on Fluman Factors in Computing Systems
- Proceedings 2, pp. 1079-1088
Er komt een databank voor ruimtelijke
gegevens, waardoor informatie mak
kelijker kan worden ontsloten. 9
Naar aanleiding van De Reünie in GI8, pagina 30 e.v. de volgende correctie: De zin:'Na nog een tussenstap als docent bij InHolland enTIOR
is Frans momenteel weer terug bij Carto Studio.'Moest zijn:'Naast toeristisch docent zijn op een HBO-instelling werkt Frans tegenwoordig
als kartografisch ZZP-er, o.a. voor Carto Studio.'
20 Geo-Info 2012-9