<I«MV
Koperplaten geen
Materiaal Hydrografische Dienst
Blije Chef
Djoeke van Netten: publiek hing aan haar lippen.
zeemansgidsen auteurs de eerste rol
speelden en uitgevers de tweede, maar
dat dat nadien veranderde. Op een gege
ven moment werden alleen de uitgevers
nog maar vermeld, omdat toch alles was
overgeschreven. Tussen 1625 en 1700 ver
schenen er 285 edities Nederlandse zee
mansgidsen. Aangezien een editie toch al
gauw 300 exemplaren nodig had om uit
de kosten te komen, moet het in totaal om
een oplaag van circa honderdduizend zijn
gegaan! Ze kwamen alle van het Damrak,
de uitgevers wars van updates, maar
"men deed alsof iets nieuw was, wat het
niet was". Men had een dubbel publiek:
zeelieden en 'liefheb
bers der zeevaart'.
Wat bewaard bleef is
vooral uit de laatste QfChlëfmOtSflOOl
groep. "Alle uitgaven
kan je naast elkaar leggen, al vinden
boekhistorici unieke voorwoorden en
prenten wel mooi, maar lofdichten en
voorwoorden verdwenen in de loop van
de 17de eeuw, ze waren niet meer nodig",
aldus Van Netten. Zij vond ze dan weinig
interessant meer: nieuwe ontdekkingen
waren van buiten Europa en kwamen
niet in deze gidsen. Van Goos' 'Derde deel
der Nieuwe Groote Zeespiegel, inhoudende
het Straets-Boeck, ofte de vertooninge en
de beschryvinge der MiddellantscheZee'
bleven vlakbij elkaar twee stuks bewaard.
Het exemplaar bij de Universiteit van
Amsterdam is met goud op snee, perfect
ingekleurd, deels ook met goud, en was
opgedragen aan de Gecommitteerde
Raden ter Admiraliteit. Het was puur
representatief! Het exemplaar in het depot
bij Het Scheepvaartmuseum is het enig
bekende, waarin veel verbeteringen zijn
geschreven en getekend,"het is absoluut
mee geweest op reis", volgens Van Netten.
Op basis van het commentaar van de twee
i70-eeuwse handschriften was zelfs een
vaarroute te reconstrueren. Zeventig jaar
later was er nog steeds niets gedaan met
die actualiseringen en correcties, ook niet
door de grote Van Keulen. Het werk van
Goos werd dus wel echt gebruikt op zee,
men paste de eigen gids aan met als doel
hergebruik van kennis door de auteur
zelf, maar misschien niet door anderen?
Van echte geheimhouding, zoals bij VOC-
kaarten met nieuwe gebieden, was in de
trouw bevaren Middellandsche Zee geen
sprake. Hoe dan ook: het waren twee ver
schillende verhalen van eenzelfde boek!
Collectiespecialist Ron Guleij (Nationaal
Archief) sprak over'De Hydrografische
Dienst vanaf 1874: van systematische
opneming tot zeekaart'. Hij memoreerde
hoe in de hydrografische nalatenschap
het accent en de uitdaging in de Oost
lagen. De koperdiepdrukplaten volgden
tegen 1900 de zware litho's op: waaróm
is eigenlijkonbekend. Nieuwe platen
werden altijd in Parijs gemaakt voor ƒ1200
en dat duurde steeds acht maanden. In
Nederland werden alleen wijzigingen
bijgehouden. Kaart-
druk vanaf koperplaat
was erg langzaam:
men kwam op een
dertig per dag en toch
maakte men tegen 194010.000 bladen
per jaar. De meest benutte platen, zoals
die met de overzichtskaart van Indië,
werden 'verstaald'om langer mee te kun
nen. Over waarom het koper de oorlog
overleefde vond Guleij niets. In 1945-1950
was men'klaar met de koperplaat'en
volgde, net zoals al eerder in Engeland,
zink-offsetdruk. Het Nationaal Archief
(NA) verwierf in 198712.500 kaarten, 20
meter archief en twee koperplaten van
de dienst aan toen de Badhuisweg in
Scheveningen. Die twee platen werden
als representatieve exemplaren meegeno
men, de rest van de meer dan 300 bleven
in de fietsenstalling achter, al werd er ook
weieens eentje voor aan de muur van een
prominent gegeven. In 2010 wilde men die
collectie vanuit intussen een bunker depo
neren bij het NA, maar de afdeling Selectie
en Acquisitie daarvan vond "koperplaten
geen archiefmateriaal in de zin der wet".
Zo kwam na het Marinemuseum het
Scheepvaartmuseum met succes in beeld
als nieuwe eigenaar van Nederlands
grootste collectie koperplaten. Ze moeten
nog wel worden schoongemaakt en op
de middag werd er dan ook helaas niet
één getoond. Guleij had trouwens meer
leuks dan alleen over koperplaten: hij
noemde bijvoorbeeld ook het gearchi
veerde fenomeen 'Werkkaart Chef' met de
verkenningshistorie.
De Chef der Hydrografie Peter Kor-
tenoeven zei tot slot blij te zijn met de
aandacht die middag én met het feit dat
de platen uit het fietsenhok waren en in
een museumdepot liggen. Hij nodigde
de GIN-werkgroep uit om eens naar Den
Haag te komen en de grote stap te maken
naar wat men heden ten dage doet.
Tot slot was er een borrel, net als de
eerdere koffie in de Zaal van Tromp, maar
onderbroken door rondleidingen in de
(open!) bibliotheek en de unieke globe
tentoonstelling.
Adri den Boer, redacteur
DHC-ers Martien van Zoeren en Peter Kortenoe-
ven in de Zaal van Tromp.
Geo-lnfo 2012-10 29