in hun grenzen worden, volgens hun
nieuwe configuratie, overgenomen
op deze supplementaire plans, en ten
opzichte van de ruiten, in dezelfde
positie als op het oorspronkelijke plan,
aangebracht.
10. De percelen die een eerste verandering
in de grenzen ondergaan worden,
op de wijze als aangegeven in het
voorgaande artikel, op een eerste sup
plementair blad aangebracht.
11. De percelen die, na een eerste verande
ring te hebben ondergaan, een tweede
overkomt, of een derde, enz., worden
aangebracht op een tweede, derde,
enz. supplementair blad.
12. De nummers van de percelen die op
een eerste supplementair blad zijn
overgebracht worden op het oorspron
kelijk plan met rode inkt onderstreept.
Men onderstreept op dezelfde wijze
op het eerste supplementaire blad de
nummers van de percelen die naar het
tweede supplementaire blad overgaan.
Op de daaropvolgende supplementaire
bladen gaat men op gelijke wijze te
werk.
13. Wanneer een perceel, dat nog geen
verandering heeft ondergaan, wordt
verenigd of gecombineerd met een
perceel dat veranderd is, kopieert men
eerst het eerste perceel op het eerste
supplementaire blad, en vervolgens
brengt men het, gecombineerd met
het andere perceel, over op het tweede
supplementaire blad.
In dit geval zet men met rode inkt een
cirkel om het nummer van het perceel
dat op het eerste supplementaire blad
is gekopieerd.
In het algemeen, en vanaf de invoering
van de huidige Verordening, zal men
geen perceel van het primitieve plan
of van een supplementair blad doen
overgaan naar een van de volgende
bladen, zonder dit van te voren op de
hiervoor aangegeven wijze te hebben
gekopieerd naar alle tussengelegen
bladen.
14. Indien paden, wegen, kanalen, aanwas
sen, enz. belastbaar worden, moeten de
nieuwe percelen die daaruit voortko
men op het eerste supplementaire blad
worden getekend en genummerd.'
Dit is werkelijk een geniaal systeem, want
je kunt op de genoemde supplementaire
plans ofwel bijbladen, alle percelen
die ooit bestaan hebben, terugvinden.
Er wordt niets weggekrast, er wordt
alleen maar bijgetekend, waar een nog
maagdelijke plek is voor een nieuw
ontstaan perceel. Wel worden vervallen
perceelnummers steeds doorgehaald, om
aan te geven datje op een vervolgblad
moet kijken. Ongelooflijk knap bedacht,
logisch perfect, maar volkomen onwerk
baar, door de hoeveelheid papier die het
vroeg, maar waarschijnlijk eerder, doordat
het personeel erdoor in razernij moest
geraken. ARBO-regelgeving was er toen
nog niet, en er werd toentertijd écht veel
van de mensen in administratieve functies
gevraagd, maar dit kon gewoon niet. Er is
in 1863 mooi over geschreven door dr.
G.A. Venema, onder meer landmeter en
later burgemeester van Winschoten:
G.A. Venema: Beoordeelende beschouwing
van de voorschriften gegeven en van den
arbeid verricht bij de samenstelling en
bijhouding der kadastrale stukken (1863) [3]
[p. 26] In het voorschrift, waarbij de wijze
bepaald wordt, hoe de veranderingen, die
er onophoudelijk in de verdeeling van den
bodem voorvallen op de plans moeten
worden aangeduid, ten einde die gewich
tige stukken steeds aan den tegenwoor-
digen toestand te doen beantwoorden,
heeft men echter gedwaald en eerst laat,
en met opoffering van tijd en uitgaven is
men tot de overtuiging gekomen, dat de
bij dat voorschrift aangewezen weg moest
worden verlaten.
In de verordeningen tot instandhouding
van het kadaster van 1832 ligt het begin
sel ten grondslag om de minuteplans,
den nette- en zakatlas, aan de bewaring
aanwezig, onveranderd te laten, welke
wisselingen ook in de grenzen der percee-
len ontstaan. Art. 12 stelde vast, dat ieder
perceel, hetwelk in zijne grenzen veran
dering onderging, of door het stichten
van gebouwen, het splitsen of vereenigen
van perceelen, het in cultuur brengen van
woeste gronden, werd gevormd, op een bij
blad moest worden overgebracht, waarop
het een nieuw nummer moest ontvangen.
Het nummer op het oorspronkelijke plan
moest met rooden inkt worden onder
streept, ten bewijze dat het veranderd op
het bijblad was te vinden. Iedere eerste
verandering van een perceel diende op het
eerste bijblad voor te komen, Veranderde
zoodanig perceel door splitsing, ontginning
of op eene andere wijze, dan ging het op
een tweede bijblad over.
Wanneer hiervan het resultaat was
geweest, dat den kadasterarbeid daardoor
ware verzekerd geworden eene doelmatige
inrichting bij eenig gemak in het gebruik,
dan zou men dat allerwenschelijkst hebben
moeten noemen, maar een tegenoverge
stelde uitkomst werd verkregen.
Het vermeerderd getal kaarten gaf veel
last bij hare raadpleging; het geven van
extracten werd bemoeielijkt;en wie
de toekomst raadpleegde, kwam tot
de overtuiging, dat bij behoud van dat
voorschrift, het kadaster eens onbruikbaar
zou worden.
Gereedelijkzal dit worden toegestemd,
als men, om eene keuze te doen, bedenkt,
hoe groot het getal bijbladen moest
klimmen bij verkoop van stukjes grond
voor den opbouw van huizen. Bij den
'Zff.
Rotterdam Sectie K Hulpkaart35i (1933).
Geo-lnfo 2013-1 7