Silent Science
Column
Arnold Bregt
Net voor de jaarwisseling nam ik deel aan een bijeenkomst in
het kader van de ontwikkeling van de tweede versie van de nota
GIDEON. Voor niet geheel ingewijden: GIDEON is de beleids
nota van de overheid voor de geo-informatie sector. Die nota
heeft jarenlang als een prima kompas gefunctioneerd voor de
geo-informatie huishouding van Nederland. De houdbaarheids
datum van de nota is inmiddels verstreken en er wordt hard
gewerkt aan een opvolger. De aanpak van de nieuwe nota wordt
ingevuld via een intensieve samenwerking tussen de zoge
naamde "gouden driehoek partners": overheid, bedrijfsleven en
wetenschap.
Op de eerder genoemde bijeenkomst lagen een paar korte
verslagen, met meningen van overheidspartijen op een eerste
concept. Mijn aandacht werd getrokken door de volgende zin in
één van de verslagen:"de wetenschap is wat stilletjes". We spraken
wat lacherig over deze zin en al snel werd een link gelegd met
boek"Silent Spring", dat in die periode net zijn 50 jarige jubileum
vierde. "De wetenschap is wat stilletjes" werd omgedoopt tot de
veel mooier klinkende alliteratie "silent science".
Die twee woorden - silent science - hebben zich in mijn geheu
gen genesteld en zo af toe kwamen ze weer te voorschijn. Intuï
tief reageerde ik, als wetenschapper, afwijzend. De wetenschap
is helemaal niet stil en juist zeer prominent in de maatschappij
aanwezig, hield ik mezelf voor. Maar gaandeweg moest ik beken
nen dat de geo-informatie wetenschap inderdaad wat stilletjes
is geworden de afgelopen jaren. En met stil bedoel ik dan vooral
stil in Nederland. Een paar trends ter onderbouwing.
Het eerste wat mij opvalt is de samenstelling van het GIN-
bestuur. In het verleden was de wetenschap goed vertegenwoor
dig in het bestuur van GIN en vooral ook in dat van haar voor
gangers. In de laatste jaren is dat veel minder het geval. Ook heb
ik sterk de indruk dat door de wetenschap veel minder artikelen
ter publicatie worden aangeboden aan Nederlandstalige tijd
schriften zoals Geo-lnfo en GIS magazine. En ook op gebied van
het organiseren van studiedagen loopt de wetenschap zeker niet
meer voorop. Kortom, een terechte constatering van het veld dat
de geo-informatie wetenschap wat stilletjes is geworden.
Deze ontwikkeling heeft, naar mijn mening, een aantal oorzaken.
Ten eerste is er de afgelopen jaren sprake van een afname
van het aantal geo-informatie onderzoekers. In 2008 waren er
volgens de marktmonitor van GeoBusiness Nederland nog onge
veer 450 personen actief als onderzoeker bij een onderzoeks- of
kennisinstellingen. Dit aantal halen we nu zeker niet meer.
En minder personen betekent ook minder geluid.
Een tweede, en mogelijk veel belangrijkere oorzaak, is het afge
lopen decennium ingevoerde beoordelingssysteem voor per
soneel aan veel universiteiten. Universiteiten hanteren strakke
kwantitatieve criteria waaraan hun wetenschappelijk personeel
moet voldoen. Er zijn stevige eisen op het gebied van onderwijs,
onderzoek en acquisitie. De criteria bij onderzoek zijn geformu
leerd in aantallen te publiceren artikelen in wetenschappelijke
tijdschriften. En dan vooral in artikelen die gepubliceerd worden
in tijdschriften met een hoge "impactfactor". Wereldwijd is het
vakgebied geo-informatiekunde geen groot wetenschapsdo
mein, met als gevolg dat het aantal wetenschappelijke tijdschrif
ten beperkt is en hun "impactfactor" is relatief laag. Het gevolg
van deze ontwikkeling is dat geo-informatiekunde onderzoek in
impactlijstjes altijd een beetje in de "staart" zit. Daar kunnen de
onderzoekers niet zoveel aan doen, omdat dat nu eenmaal te
maken heeft met de omvang en aard van hun vakgebied. Maar
"in de staart zitten" voelt niet goed en veel onderzoekers probe
ren dit te compenseren door zich nog meer op het publiceren
in internationale wetenschappelijke tijdschriften te richten.
Voor het organiseren van een nationale studiedag, het schrijven
van een artikel voor Geo-lnfo of, zelfs maar, het deelnemen aan
een nationaal congres is dan geen tijd meer. Voor Nederland is
de geo-informatie wetenschap inderdaad stiller geworden.
Persoonlijk ervaar ik deze ontwikkeling als ongewenst. Het geo-
informatie onderzoek heeft zich altijd zeer open naar de
samenleving opgesteld. Eigenlijk functioneerden we al als een
"soort gouden driehoek" voordat dit concept door het ministerie
van Economische Zaken voor de topsectoren als "het samenwer-
kingsmodel"werd voorgeschreven. Binnen het in 2009 afge
sloten innovatieprogramma "Ruimte voor geo-informatie (RGI)"
was samenwerking tussen wetenschap, bedrijf en gebruikers
de norm. Het zou heel jammer zijn als door een te ver doorge
schoten internationale oriëntatie, omwille van de publicaties, de
nationale participatie van de geo-informatie wetenschap terug
loopt.
Maar er gloort hoop. Voor de komende visitaties bij de universi
teiten zal sterker op de maatschappelijke impact worden gelet.
Hoe die moet worden gemeten, staat nog niet vast. Goede
suggesties zijn welkom. Ik stel alvast voor om als geo-informatie
onderzoeker actief te participeren in nationale geo-informatie
activiteiten, zodat we overeen paar jaar niet meer zullen spreken
van "silent science" maar van "inspiring science", v
Arnold Bregt,
Hoogleraar Geo-informatiekunde,
Wageningen Universiteit (Centrum Geo-informatie).
(arnold.bregt@wur.nl)
Geo-lnfo 2013-2 25
Geo Info 02-13.indd 25
18-02-13 09:35