f 1 De gebruikte standaard Rolverdeling Geo en BOR Uitgangssituatie GEO- applicatie BOR- applicatie Afbakening koppelvlak Werking berichtenverkeer Voor het berichtenverkeer wordt gebruik gemaakt van de landelijke "StUF-Geo IMGeo" standaard. Deze voorziet het berichtenverkeer tussen Geo en BOR en het berichtenverkeer in de keten Geo SVB-BGT LV-BGT van de benodigde berichtsoorten. Hiermee kan dan niet alleen objectinformatie, maar ook proces informatie over bijvoorbeeld de afhande ling van meldingen worden uitgewisseld. De (beheerder van de) Geo-applicatie is bronhouder van IMGeo-objecten en als zodanig verantwoordelijk voor bijhou ding van de geometrie en attributen van IMGeo-objecten en levering van IMGeo- gegevens aan afnemers, waaronder het SVB-BGT en BOR. De (beheerder van de) BOR-applicatie is afnemer van IMGeo-objecten en als zodanig verplicht tot het overnemen van IMGeo-objecten en het doen van terug meldingen bij twijfel over juistheid van objecten en/of attribuutwaarden. Geo- en BOR-beheerder kunnen beiden het initiatief nemen tot het melden van een objectverandering. Vanuit deze rolverdeling volgt het onderscheid tussen mutatieberichten en -verzoeken in het berichtenverkeer (figuur 2). Voor een mutatiebericht verstuurd door de Geo-applicatie geldt dat gegevens verplicht moeten worden overgenomen. De gegevens in een mutatieverzoek verstuurd door de BOR-applicatie zijn informatief. Met het duidelijk vaststel len van verantwoordelijkheden wordt "gepingpong" met objecten bij onduide lijkheden voorkomen. De BGT gegevenscatalogus versie 1.1 biedt de mogelijkheid om aan elkaar grenzende objecten met gelijke attribuutwaarden op te nemen. Daarmee is de verwachting dat veel bronhouders de geometrie van de beheerobjecten gaan integreren in de IMGeo-bestanden. Na de opbouwfase van de BGT wordt de bestaande set van BOR-objecten vervangen door IMGeo- objecten. Aan de BOR-zijde wordt de mutatieberichten mutatieverzoeken KoppelvlakGEO Koppelvlak BOR Figuur 2 - Mutatieberichten versus mutatieverzoeken. benodigde detaillering van objecteigen schappen en beheerinformatie, zoals afmetingen van de tegels, materiaalsoort, maaifrequentie, etc., gekoppeld aan de van Geo overgenomen IMGeo-objecten. Beide zijden bevatten nu dezelfde objecten. Door een gebeurtenis in de Geo- of de BOR-omgeving kunnen nieuwe IMGeo-objecten ontstaan en bestaande objecten muteren of afgevoerd worden (figuur 3). Via het berichtenverkeer worden deze objectmutaties automatisch uitge wisseld. Als resultaat wordt de IMGeo- objectenverzameling in beide applicaties gelijk gehouden. Hoewel het berichtenverkeer tussen de applicaties gebaseerd is op een landelijke standaard, dient iedere leverancier"achter de voordeur" van het koppelvlak het hele proces van ontvangen, uitpakken, bevestigen en verwerken van berichten op zijn eigen spe cifieke manier uit te werken. Het standpunt van de leveranciers is dat hierover landelijk niets hoeft te worden vastgelegd. Het berichtenverkeer verloopt via een internet/intranet (HTTP) verbinding. StUF berichtenverkeer is heel goed te gebrui ken in een ESB (Enterprise Service Bus) omgeving. Aanwezigheid van een ESB is niet vereist. De gegevensuitwisseling vanuit beide omgevingen is gebaseerd op een push mechanisme. Het initiatief ligt dus bij degene bij wie de mutatie heeft plaatsgevonden. Omdat de ontvangende partij altijd een ontvangstbevestiging verstuurd, kan de versturende partij het Figuur3 - Objectmutatie: aanleg van een plantvak. Geo-lnfo 2013-2 27 Geo Info 02-13.indd 27 18-02-13 09:35

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2013 | | pagina 29