Eisen Een selectie van de eisen uit de Technische Specificaties voor 3D IMGeo (Geonovum, 2012) kan het bedrijfsleven investeren in een standaard productieproces. De specificaties gaan uit van een zo veel mogelijk automatische opbouw op basis van data die veelal voorhanden is: 2D BGT, BAG en hoge resolutie hoogtepunten (bijvoor beeld AHN2). Verschillende ervaringen heb ben als input gediend voor de specificaties: de experimenten binnen de 3D Pilot om 3D IMGeo data te genereren uit 2D BGT test data, BAG en AHN2; de ervaringen van gemeenten Rotterdam en Den Haag bij het opbouwen van hun 3D model in 2009 respectievelijk 2010; en de ervaringen van de Universitei ten Twente en Delft met het automatisch genereren en valideren van 3D data.Tenslotte is de input van bedrijven die ervaringen heb ben met de opbouw van 3D data waardevol geweest voor de uiteindelijke versie. De opbouw van 3D IMGeo-CityGML data (met of zonder textuur) begint met het maken van keuzes op basis van het gebruikte 2D en 3D bronmateriaal, het ambitieniveau, de toepassing etc. Deze keuzes zijn uiteraard afhankelijk van het uiteindelijke gebruik. Daarom is er in de technische specificaties een apart hoofdstuk gewijd aan de toepassingen. In de specificaties is een tabel opgenomen die de eisen aan de 3D data verdeelt in 4 groepen van 27 use cases, een paar voorbeelden zijn: Bepaling bouwvergunning; Bepalen goot- en nokhoogten t.b.v. bestemmingsplannen; Geluid-en milieuanalyses; Bezonningsstudies; Ontwerpprocessen voor stads- en gebiedsontwikkeling; De toetsing van stedelijke ontwerpen; De ondersteuning van (bouwprojec ten; Het ontwerp en beheer van objecten in de buitenruimte; Simulaties ten behoeve van openbare orde en veiligheid; Afhankelijk van de beoogde toepassingen van de 3D data, kan een organisatie uit de opgenomen tabel afleiden waaraan de 3D data moet voldoen. De rest van het artikel beschrijft de opzet en inhoud van de eisen. Bij de hierna volgende toelichting is het belangrijk om te beseffen dat CityGML Eis 4- Elk vlakobject uit IMGeo wordt gerepresenteerd met een geometrie in LODo, d.w.z. een TIN surface (Traingula- tedSurface) per object. Het LODo terrein wordt gevormd door een verzameling aangrenzende driehoeken (TIN), waarin de objectgrenzen herkenbaar zijn (constrained TIN). Als gevolg hiervan zijn alleen platte vlakken en rechte lijnen toegestaan en dus geen gekromde oppervlakten of cirkelbogen. Eis 5. De LODo geometrieën van alle IMGeo vlakobjecten op hoogteniveau 0 tezamen vormen een topologisch consistent geheel in 2.5D (geen gaten of overlap). Eis 13. De LODo footprint van een gebouw op LOD1 en LOD2 moet hori zontaal zijn. De footprints dienen wel per pand bepaald te worden en niet per bouwblok (om 'wegzinken'in bijv. een helling van rijtjeshuizen te voorkomen). De footprint heeft de laagste hoogte van de terreintriangulatie op de footprint. Dit om gaten tussen terrein en gebouw te voorkomen. Indien het terrein ergens langs een muur lager wordt dan wordt de laagste hoogte op één van de hoek punten van die betreffende muur als laagste punt genomen Eis 16. De LOD1 gebouwhoogte is de mediaan van de hoogte van de punten die binnen de footprint vallen. Eis 2i. LOD1 Gebouwen dienen in CityGML als GML:Solid te worden gedefinieerd (gesloten volumes, ook van onderen) en niet als GML:MultiSurface. Eis 26. Wanneer dakoverstekken expliciet gemodelleerd worden in LOD2, moeten dakvlakken worden gesplitst op de locatie van de dakoverstekken om een valide solid geometrie te krijgen. Deze dakoverstekken worden gemodelleerd als (multi)surface en de rest van het dak vormt een onderdeel van de begrenzing van de solid geometrie. Eis27. LOD2dakvlakken meteen minimale oppervlakte van X m2 mogen in hoogte niet meer dan Y m afwijken van de corresponderende punten uit de puntenwolk. Hiermee wordt een eis gesteld aan de minimale mate van detail, maar ook aan de precisie van de model lering. Onder andere wordt met deze eis ondervangen dat een asymmetrisch zadeldak niet door een symmetrisch zadeldak gemodelleerd mag worden. De afwijkingen tussen de punten en het model zullen dan te groot worden. Door de minimale oppervlakte relatief klein te houden (bijv. 4 rra) wordt impliciet ook aangegeven dat dakkapellen met een groter oppervlak gemodelleerd dienen te worden. Eis 28. LOD2 dakvlakken met een mini male oppervlakte van X rra mogen niet meer dan Y graden in de normaalrichting afwijken van een vlak door de corres ponderende punten uit de puntenwolk. Hierdoor wordt dat bijv. een zeer plat zadeldak door een plat dak wordt gemo delleerd of dat een mansardedak door een zadeldak wordt gemodelleerd. Kader 1 (en daarmee 3D IMGeo) verschillende detailniveaus (Levels of Details) kent voor de verschillende thematische gebieden weergegeven in Level of Detail o (LODo). Volumeobjecten, zoals gebouwen en kunstwerken, kunnen vervolgens op verschillende detailniveaus worden opgetrokken in 3D. Dat kan als een eenvoudig blokmodel (LOD1), desgewenst met dakvormen (LOD2). Het gaat verder met ramen, deuren en andere exteri- eurkenmerken (LOD3), tot een volledig uitgewerkt interieurmodel (LOD4). Dit artikel is te beperkt om alle eisen te bespreken en daarom worden hieronder slechts een aantal van de eisen uit de specificaties toegelicht (zie kader 1). Voor een volledig overzicht verwijzen we naar het document zelf. De eisen zijn onderverdeeld in: Generieke eisen Geo-lnfo 2013-2 5 Geo Info 02-13.indd 5 18-(

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2013 | | pagina 7