Groei van gisteren
Netteplans
Opschorting
overbrengingstermijn
Nederlandse kadaster
uniek
'Foute aannames'
Uniek in Parijs
Overdracht originelen succesvol?
'In de periode 1968-1980 groeiden de
aantallen bezoeken zowel bij de rijks
archiefdienst als bij de gemeentelijke
diensten met percentages die varieer
den van bijna 300 tot soms wel 800%.'
UitiJ.H.M. Wielanden F. Keverling Buis
man, In stijgende lijn, in: Voor burger en
bestuur. Twintig jaar Nederlands archief
wezen 1968-1988, Hilversum 1988.
Ook daar was de Archiefwet van toepas
sing op het Kadaster en zo rees dus ook
in Arnhem de vraag: 'Wat doen we met de
netteplans?' Buisman: 'Daar was centraal
overleg over nodig. Ze werden volgens
afspraak door het Kadaster aan de Rijks
archieven overgedragen, leder halfjaar
kwamen er weer vrachtwagens met
vervallen plans.'Alleen in Arnhem lagen er
wel 100.000 netteplans, vaak met maar één
wijziging per blad. ('Zoek de verschillen',
zo was het.) Besloten werd er zodanig in te
selecteren dat alleen majeure wijzigingen
bewaard zouden blijven, met daarnaast
gemiddeld eens in de 25 jaar een plan.
Dat betekende dat er na het minuutplans
van 1832 ook plans van omstreeks 1880
behouden bleven. Dat had een bijzondere
achtergrond: rond 1880 werden voor
de herziening van de grondbelasting
alle kadastrale kaarten overgetekend.
Die plans werden aanvankelijk bij Finan
ciën bewaard, maar die dienst bracht die
plans later over naar hun eigen centrale
archiefdepot annex selectiecentrum in
Apeldoorn.'Daar ging van alles heen wat
de diensten kwijt wilden', zo weet Buisman.
Het hoofd daarvan, ene meneer Koning,
had ook oog voor het verleden. Als hij vond
dat bepaalde bestanden behouden zouden
moeten blijven, belde hij de rijksarchivaris
sen, en bood hen dan dat archiefmateriaal
aan. Zo geschiedde dat ook met die grond-
belastingkaarten, en hoewel er verschillend
mee werd omgegaan - het was formeel
geen direct kadastraal archief - weet Buis
man dat er langs deze weg van vele provin
cies een goed overzicht kadastrale kaarten
van omstreeks 1880 is gered. Dat waren
allemaal nog handgetekende kaarten,
maar later namen de aantallen enorm toe
door mechanisatie en automatisering van
de kaartvervaardiging/In Arnhem gooiden
we er zo 94.000 weg en hielden een behap
baar contingent van 6.000 voor circa 100
gemeentes over', aldus Buisman. Dat kón,
want er waren naast gemeente-, nette- en
verzamelplans ook de hulpkaarten voor
mutaties, zo benadrukt hij!'Die lagen niet
bij het Kadaster, maar bij de Landmeetkun
dige Dienst daarvan', aldus Buisman, die
het fenomeen, maar niet het aantal in de
Kadastergids reeds noemde.
Anderzijds had het Kadaster materiaal
ouder dan 50 of 20 jaar zelf nog nodig,
waaronder die hulpkaarten. Zodoende werd
gevraagd om'opschorting overbrenging'.
Keverling Buisman was weer degene die de
algemeen rijksarchivaris over het kadastraal
archief moest adviseren. Dat advies was
positief, maar onder de voorwaarde van
een bepaalde periode. 'Dat laatste deel
van het advies nam Ribberink niet over.
Onaardig gezegd misbruikt het Kadaster die
opschorting nog steeds, maar daar kwam je
gaandeweg achter', aldus Buisman met toch
een glimlach. Hij komt op eerdere overeen
komsten tussen de Rijksarchiefdienst en het
Kadaster: 'Alleen al in Arnhem werden van
het Kadaster al 800 strekkende meter aan
overschrijvingsregisters, die verfilmd zijn,
gedeponeerd. Die registers dienen nog als
schaduwbestand en kunnen volgens een
herenaccoord als originelen beroepskracht
krijgen.'
'In 2006 ging ik met pensioen en het
jaar daarop kwam die notitie van René
Haubourdin van het Nationaal Archief
met foute aannames. Hulpkaarten zouden
B-materiaal zijn, omdat de informatie was
overgenomen op bijbladen. Dat klopt in
theorie, maar niet in de praktijk, omdat
de netteplans immers massaal waren
vernietigd. Hij publiceerde met die foute
aanname ook in het Archievenblad en in
Geo-lnfo en zo bleven er moeilijkheden
bestaan, omdat men zich steeds weer
op die foute informatie beroept', zo
zegt Buisman. Het Kadaster zelf deed in
2006-2007 materieel onderzoek naar de
toestand van de hulpkaarten. Op de kosten
van conservering, behoud en restauratie
behoefte hebben anderen volgens hem
ook andere noties. Er werd vervolgens
door het Kadaster 2835 strekkende meter
aan veldwerken en hulpkaarten gescand.
(Of de kwaliteit daarvan ook voor substi
tutie genoeg is, mede in de veranderde
regelgeving over compressie, onderzocht
Buisman niet.)Tweederde van die bijna
drie kilometer bestaat uit 6,5 miljoen
veldwerken, waarvan niemand vernietiging
aanvecht. Tot de digitale substitutie werd,
zoals bekend, door het Kadaster besloten
op 11 maart 2011. Die digitale vervanging
van de resterende 1200 strekkende meter
van 3,5 miljoen hulpkaarten kwam wel
ter discussie en in een bezwarenproce
dure. Zelfwas Keverling Buisman met
zijn stichting Kadastrale Atlas Gelderland
één dag te laat en zodoende werd hij ook
adviseur van de tijdige bezwaarmakers
dr. Henk Deys uit Rhenen en ir. René van
der Schans en de zijnen uit Ede. Zoals ook
bekend werden zij in september 2012 door
de Rechtbank Utrecht niet-ontvankelijk
verklaard en loopt er nu een beroep bij
de Raad van State. Cruciaal lijkt daarbij de
interpretatie van het begrip'individueel-
belang hebbende'.
Van groot belang was de ervaring van
Buisman toen hij als hoogleraar in 2005
in Parijs mocht spreken op een congres
over Napoleontische kadasters. Ook zijn
bijdrage over het Nederlandse Kadaster
'Ook moest digitaal raadplegen met
voldoende snelheid locatie-onafhanke
lijk mogelijk zijn en moest overdracht
van de originelen in goed overleg met
het Nationaal Archief (c.q. de Regionale
Historische Centra) geregeld worden.
Nu, eind 2009, kan geconstateerd
worden dat het project succesvol is
geweest op al deze onderdelen.'
Uit: Ten geleide van projectleider Jan
IJsselstein in 'Mijnheer de Landmeter.
Prenten uit het project Digitaliseren
Veldwerken en Hulpkaarten', uitgave
Kadaster z.j. (2009 of2010)
Geo-lnfo 2013-3 29