erland, bron voor de BGT AAN: grondslag voor 8oo miljoen Europese subsidie per jaar Assemblage AAN: correctie op onjuiste oude topografische waarheid 2013-10 i Geo-lnfo Legenda Percentage waarmee de oppervlakte is gewijzigd Mi Groter of gelijk aan o% -1 - -3% BH -4--*% ■i -10--14% Figuur 2 - Gemiddelde verandering van perceels oppervlakte bij de overgang van TopioNL naar AAN. AAN referentielaag Na de boete van de Europese Commissie is DR op zoek gegaan naar alternatieven om wel te voldoen aan de gestelde eisen aan de referentie- laag. DeTOPioVector was niet tijdig te herstellen. Andere bronnen met gedetailleerde topogra fische data van het landelijk gebied waren niet landsdekkend voorhanden. DR is daarom in 2009 begonnen met het opbouwen van een nieuwe referentielaag. De initiële vulling van deze nieuwe referentielaag is gedigitaliseerd op de actuele luchtfoto's uit 2008 en 2009 (resolutie 25 cm). Bij het opzetten van de AAN-laag is DR gestart met het in kaart brengen van percelen grasland, bouwland en blijvende gewassen die in voorgaande jaren al werden aangevraagd. De referentielaag bevat nu zo'n 500.000 objecten of percelen met een totale oppervlakte van bijna 2 miljoen hectare en beslaat daarmee circa 45% van het Nederlandse grondgebied. Het in gebruik nemen van de nieuwe AAN-laag in de agrarische sector heeft veel (politieke) com motie gegeven. Krantenkoppen als '40.000 ha verdwenen!'illustreren de kwaliteit van de oude referentielaag. Het kostte de sector echter moeite afstand te doen van reeds verworven rechten en de daarbij behorende financiële voordelen (figuur 2). Definitie van een AAN-perceel Een AAN-perceel is gedefinieerd als een samenhangend agrarisch gebied met stabiele topografische grenzen. Het perceel kan in gebruik zijn bij meerdere agrariërs en meer dan één gewasgroep bevatten. De grenzen van een AAN-perceel worden voornamelijk bepaald door (semi-)permanente topografische grenzen (zoals wegen, waterlopen, bosranden, bebouwing, hekken e.d.). Het kan echter ook voorkomen dat de buitengrens van een perceel bepaald wordt door het gebruik van de grond. Dit komt o.a. voor bij erven en tuinen zonder een permanente fysieke grens met het perceel landbouwgrond. Dit hangt samen met de voorwaarde dat het referentieperceel alleen oppervlakte bevat die voor landbouwactiviteiten gebruikt kan worden. In de praktijk is het vaststellen van een grens soms lastig. Vooral rond boerenerven is de over gang van erf naar perceel soms lastig te herken nen. Ook bij natuurlijke graslanden is de grens niet altijd goed zichtbaar. Daarom wordt gebruik gemaakt van verschillende bronnen (zoals luchtfoto's van voorgaande jaren, 360° foto's en topografische kaarten) om de juiste grens te bepalen. Delen van een perceel die in de agrarische sector vaak tot het perceel gerekend worden, zoals betonpaden/semi-verharde paden en verharde dammen, mogen van de EU niet in het referentiebestand worden opgenomen. Ook alle natuurlijke elementen als houtwallen, poelen e.d. worden niet opgenomen in het referentiebestand. Elementen met een tijdelijk karakter (bijvoorbeeld opslag van goederen) worden uit het perceel gehaald als het element langer dan twee jaar op dezelfde locatie ligt. Kwaliteit Voor de AAN is aansluiting gezocht bij IMGeo, het objecttypeTerreindeel. Ook is aansluiting gezocht bij IMLG (Informatiemodel Landelijk Gebied), bij IMNAB: Informatiemodel Natuurbe- heerplannen Beheer en bij EU-kwaliteitseisen. Sinds 2010 geldt een Europese verordening, die een jaarlijkse beoordeling voorschrijft van de kwaliteit van het nationale LPIS (Land Parcel Identification System) van de lidstaten. Dat geldt dus ook voor AAN. Deze verordening legt niet precies vast wat de nauwkeurigheid en actualiteit van de percelen moet zijn, maar probeert met kwaliteitsindicatoren een beeld van de kwaliteit te geven. De verordening kent zeven kwaliteitsindicatoren. Een deel van de kwaliteitsaspecten meet men aan de hand van een jaarlijks uit te voeren aselecte steekproef op 1250 referentiepercelen. Een ander deel berekent men aan de hand van data die in het perceelsregister is vastgelegd. Deze kwaliteitsaspecten zijn leidend voor de gewenste kwaliteit van de AAN. De nadruk ligt vooral op het inrichten van processen en controles die gericht zijn op het verbeteren van de kwaliteit. Jaarlijks rapporteert DR de uitkomsten van de kwaliteitstoets aan de EU. Een belangrijke kwaliteitsindicator is de nauwkeurigheid van de oppervlakte. Om die te toetsen wordt via een representa tieve steekproef de subsidiabele oppervlakte bepaald. Een onafhankelijk bedrijf digitaliseert een gebied van 1250 percelen opnieuw en vergelijkt het resultaat met het AAN-bestand. Het verschil tussen de gevonden percentage subsidiabele oppervlakte in de steekproef en de subsidiabele oppervlakte in het referentie- register mag niet meer afwijken dan 2% (norm: 98% -102%). Aanvullend geldt dat het aandeel referentiepercelen, waarvan de subsidiabele oppervlakte niet goed is vastgelegd, niet meer dan 5% mag bedragen. Als aan één van de zeven indicatoren niet kan worden voldaan, moet een'remedial action plan'worden opgeleverd, waarin staat welke acties worden uitgevoerd om betreffende indicator wel te laten voldoen aan de eisen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2013 | | pagina 7