r
SPECIAL
2014-2 I Geo-Info
27
zien en zagen de voordelen van deze vormen
van kennisdeling: bij de verschillende bijeen
komsten van de commissie bestaat doorgaans
de helft van de deelnemers uit jonge promo
tieonderzoekers. Het is echter niet zo dat het
karakter van het werk van de commissie sterk
(theoretisch) wetenschappelijk is. Integendeel:
als je je bezighoudt met de vraag of iets werkt,
kom je vanzelf in aanraking met de praktijk
en met de geo-informatie professionals. We
hebben bijvoorbeeld veel geleerd van een
vicevoorzitter die sterk betrokken was bij het
gebruiksgericht ontwerpen van de (online)
Atlas of Canada.
Toekomstige uitdagingen
Het is zeer zeker de bedoeling dat de com
missie na 2015 wordt voortgezet, zij het met
een andere voorzitter. Er is namelijk nog heel
veel werk te doen op het zo jonge vakgebied
van gebruikersonderzoek voor kartografie en
geo-informatieverwerking. De uitdagingen zijn
velerlei. Gedacht kan worden aan:
Een volledige implementatie van gebruiks
gericht ontwerpen;
Veel meer aandacht voor het analyseren
van de gebruikseisen en de behoeften van de
gebruikers;
De toepassing van in ons vakgebied nog
relatief onbekende methoden en technieken
van gebruikersonderzoek;
De noodzaak van het verbreden van het
aandachtsveld (van alleen kaartgebruiks-
onderzoek naar het gebruik van complete
geografische informatiesystemen) en van
het doen van gebruikersonderzoek in de
juiste context;
Het ondersteunen van de ontwikkelingen
op het gebied van neogeografie, neocarto-
graphy, citizen science e.d..
Bij de eerste twee uitdagingen gaat het er
vooral om dat we moeten leren om ons niet
te beperken tot wat, min of meer "verplicht"
geacht, bruikbaarheidsonderzoek aan het eind
van de rit als we al lang en breed een geo
grafisch informatiesysteem, kaartweergave,
webapplicatie of ander geografisch hulpmid
del hebben geproduceerd. Inmiddels is uit de
praktijk gebleken dat als we meer aandacht
besteden aan een zorgvuldige analyse van de
gebruikseisen en de behoeften van de gebrui
kers, vóórdat we beginnen met ontwerp en
constructie, we veel beter bruikbare produc
ten kunnen aanleveren. Juist bij die analyse
in de eerste fase van het proces van gebruiks
gericht ontwerpen kunnen en moeten we
nieuwe (vaak kwalitatieve) methoden en
technieken van gebruikersonderzoek inzetten
en daar hebben we nog niet zo veel ervaring
mee. Daarbij moeten we ook uitgaan van een
combinatie van methoden en technieken:
oogbewegingen alleen zeggen bijvoorbeeld
niet zo veel, maar krijgen pas betekenis in
combinatie met hardop denkgegevens.
Bij functioneel en holistisch gebruikersonder
zoek heeft het geen zin meer om ons alleen
te beperken tot het gebruik van afzonderlijke
onderdelen van geografische informatiesyste
men, zoals de kaart. In veel van die moderne
informatiesystemen, zoals bijvoorbeeld navi
gatiesystemen, zijn dynamische interactieve
kaarten ingebed in specifieke hard- en soft-
wareomgevingen met specifieke interfaces.
Kaarten zijn daarbij slechts de in- en uitgang
Figuur 4 - Gebruiksonderzoek van voetgangersna
vigatiesystemen in de juiste context (foto: loannis
Delikostidis).
van speciaal ontworpen gegevensbestanden,
die gevuld zijn met specifieke geografische
gegevens. Daarom moeten de eisen, het
gebruik, de gebruikers en de bruikbaarheid
van deze gegevensbestanden, interfaces,
hardware en software in samenhang worden
onderzocht met de kaartweergaven, teneinde
de gebruikers die behoefte hebben aan geo-
informatie beter van dienst te zijn.
Erg belangrijk is ook om het gebruikersonder
zoek uit te voeren in de juiste gebruikscontext.
Te veel van dit onderzoek, zoals bijvoorbeeld
naar het gebruik van navigatiesystemen, vindt
nog plaats in laboratoria. Maar natuurlijk moe
ten de hulpmiddelen worden onderzocht daar
waar ze gebruikt worden (onderweg) en met
behulp van proefpersonen die écht betrokken
zijn bij de geografische taken die ze moeten
uitvoeren. In het kader van deze uitdaging
zal een van de eerstvolgende activiteiten van
de ICA-Commission on Use and User Issues
in workshop zijn over de toepassing van
mobiele oogbewegingsregistratietechnieken,
die vastleggen hoe gebruikers kijken naar
de geografische werkelijkheid om zich heen
en de kartografische weergave daarvan op
bijvoorbeeld hun smartphone.
Tenslotte zijn er heel veel onderzoeksuitdagin-
gen op het gebied van de neogeografie en
neokartografie. In dit artikel was de aandacht
vooral nog gericht op het gebruiksgericht
ontwerpen van geografische hulpmiddelen
die bedoeld zijn om te worden gebruikt door
anderen. Maar momenteel zien we heel veel
ontwikkelingen in de geografische crowdsour-
cing, waarbij vrijwilligers en non-professionals
geografische data verzamelen en samenbren
gen in webkaarten. Het lijkt er op dat in deze
situaties het nogal eens vergeten wordt dat
andere mensen ook gebruik willen maken van
de op deze manier verzamelde data. Er moet
nog veel onderzoek worden gedaan naar de
bruikbaarheid van bijvoorbeeld OpenStreet-
Map gegevens en kaarten en ook weten we
nog lang niet genoeg van de mensen die
betrokken zijn bij de neogeografie en de
vragen waar zij antwoorden op zoeken via hun
activiteiten.
Al met al is er nog heel veel te doen op het
gebied van gebruik- en gebruikersonderzoek
en is het zeer effectief, efficiënt en bevredi
gend om dat te doen binnen het internati
onale netwerk van specialisten verenigd in
bijvoorbeeld een commissie van de Internatio
nale Kartografische Vereniging.
Literatuur
Van Elzakker, C.PJ.M.; A.M. Nivala; A. Pucher D. Forrest (red.)
(2008), Caring for the user. Speciaal nummer van The Carto
graphic Journal, 45 (2008) 2.
Haklay, M. (2010), Interacting with Geospatial Technologies.
Chichester: Wiley-Blackwell. ISBN 978-0-470-99824-3
Van Elzakker, C.PJ.M. A.L. Griffin (2013), Focus on geoinfor-
mation users cognitive and use user issues in contempo
rary cartography. In: GIMInternational, 27 (2013)8 pp. 20-23.
B
Corné van Elzakker,
Universitair Docent van de Vakgroep Geo-Informa-
tion Processing (GIP) aan de Universiteit Twente.
Corné is te bereiken via c.vanelzakker@utwente.nl