Am Bürgcnstock
2014-3 I Geo-Info 9
Figuur 10 - Detail van de bevolkingsdichtheidskaart (links) en de bevolkingsspreidingskaart (rechts) uit de Atlas der Schweiz (Imhof 1967-1982).
meerwaarde de overheersende algemene reactie
op deze kaart - en dus vertekent hij. Zelfs wanneer
een kaart correct is geconstrueerd, kan die tot een
verkeerde conclusie leiden en dus vertekenen.
Dat wordt in sommige schoolatlassen zoals die
van uitgeverij Westermann onderkend; daar
wordt de foutieve reactie op deze kaart gecorri
geerd door kwantitatieve proportionele symbolen
die de werkelijke aantallen aangeven. Daar kan
men op zien dat het aantal Hindoes praktisch
even groot is als het aantal Moslims, hoewel het
areaal waar de laatsten in de meerderheid zijn,
tienmaal groter is. Dat bestaat echter voornamelijk
uit woestijnen. Deze vertekening is het gevolg
van de foutieve suggestie van homogeniteit die
inherent is aan dit kaarttype - iets dergelijks treedt
echter ook op bij choroplethen.
In choroplethen worden de waargenomen rela
tieve hoeveelheden meestal in klassen ingedeeld
en die klassificatie, gericht op een vereenvoudi
ging van het kaartbeeld, vertekent ook. In plaats
van individuele waarnemingen komen klassen,
elk met een eigen tint weergegeven. Er treedt bij
deze vereenvoudiging een volumeverlies op dat
door de Amerikaanse kartograaf Georg Jenks de
'blanket of error' wordt genoemd (Jenks 1967).
Die blanket of error is groter of kleiner afhankelijk
van het aantal klassen en de klassificatiemethode
die men kiest. Maar voor welke optie men ook
gaat, er treedt vertekening van de oorspronke
lijke gegevens bij op. Daar moet je natuurlijk de
lering uit trekken dat je nooit berekeningen moet
baseren op in klassen ingedeelde kaartgegevens,
maar terug moet gaan naar de oorspronkelijke
statistieken.
Choroplethen die verschijnselen afbeelden die
aan het oppervlak zijn gerelateerd, zoals dichthe
den (bijv. het aantal inwoners per km2) doen het
meestal goed, maar choroplethen van niet aan
het oppervlak gerelateerde verschijnselen tonen
een met die voor chromatische kaarten verwante
vertekening. Dat ze een foute suggestie van
homogeniteit in zich dragen werd me voor het
eerst duidelijk gemaakt door Prof. Eduard Imhof,
toen hij in 1965 op de Universiteit Utrecht een
lezing hield over de pas gereedgekomen natio
nale atlas van Zwitserland (Imhof 1962). Hij had
een prachtige collectie van 6x6 dia's waarmee
hij o.a. een bevolkingsdichtheidskaart projec
teerde waarop hij de gemeente Luzern aan het
Vierwoudstrekenmeer aanwees. Een deel van die
gemeente ligt aan de overkant van het meer en
wordt am Bürgenstockgenoemd. Natuurlijk had
het dezelfde donkere bevolkingsdichtheidstint
als de rest van de gemeente Luzern, maar in feite
woont niemand in deze uit een steile berghelling
bestaande exclave. Dat wordt aangetoond bij
vergelijking met de bevolkingsspreidingskaart uit
dezelfde nationale atlas (zie figuur 10).
Choroplethen vormen een van de meest
gebruikte kaarttypen in de kartografie, maar ze
leveren in feite geen stabiel beeld. Zodra we het
aggregatieniveau van de telgebieden veranderen
op onze thematische kaarten en van postco-
degebieden naar buurten, wijken, gemeente,
coropgebieden of provincies overgaan, kan het
beeld van het gekarteerde verschijnsel volledig
veranderen (zie figuur 11). Op het niveau van
postcodegebieden of buurten zijn de lokale
verschillen vaak zo groot dat ze het zicht onttrek
ken op regionale of nationale trends. Die worden
alleen zichtbaar op hogere aggregatieniveaus,
bij voorkeur voor telgebieden die combinaties
vormen van stedelijke en landelijke gebieden.
We moeten ons ook realiseren dat het effect
van zo'n aggregatie een gladstrijken is van alle
relatieve waarden. Op een postcodegebied- of
Figuur 11 - Invloed op het kaartbeeld van veranderingen in aggregatieniveau van de telgebieden: Bevolkings
dichtheid in Nederland 2010 (tekening Ton Markus).
Influence af changes in aggregation level Population density part of w. Netherlands 2013
u ffVÉ