NCG-symposium
"Hoezo datakwaliteit?"
Veel belangstelling
voor datakwaliteit
Verslag
De behoeften van de
eindgebruiker moeten
maatgevend zijn
Met de toenemende beschikbaarheid van gegevens over van alles wordt de kwaliteit van data steeds belangrijker.
Op 26 juni 2014 organiseerde de commissie Geo-Informatie Infrastructuur van het Nederlands Centrum voor
Geodesie en Geo-informatica (NCG) een symposium getiteld "Hoezo datakwaliteit". De bijeenkomst was gericht op
de data-consument, de professionele gebruiker die dagelijks veel met ruimtelijke data bezig is. Zo'n 70 personen
uit bedrijfsleven, overheid en wetenschap namen deel met als doel dat ze na deze dag naar huis zouden gaan met
nieuwe ideeën en meer begrip van de kwaliteit van ruimtelijke data.
J/ef fevereti van
üwafiteit èast
Jfet niet feveren
van fcwafitcit Host
iajjüafen.
kwam naar voren dat de kwaliteit van data
voldoende moet zijn om het doel te dienen,
bijvoorbeeld vergunningverlening. Dat kwa
liteit meer is dan alleen nauwkeurige coördi
naten. Dat de kwaliteit van de input die van
de output bepaalt en dat er in het onderwijs
meer aandacht moet zijn voor kwaliteit.
Deel-tijd
Na zo op temperatuur te zijn gekomen was
er een drietal pitches van 10 minuten, waarin
een spreker enthousiast een standpunt over
kwaliteit uiteenzette. Dat varieerde van een
filmpje over de Laan van de Leefomgeving tot
een bevlogen betoog over Open Street Map.
Deze presentaties leidden ook tot discussies,
die samen de opmaat vormden voor work
shops van een uur. Er viel te kiezen uit drie
workshops. Die van Sytze de Bruin (Wagenin-
gen UR) ging over wanneer de kwaliteit goed
genoeg is. Huibert Jan Lekkerkerk (Informa
tiehuis Water) ging in op de rol van kwaliteit
in de keten. De workshop door René Dekker
ging over wat er met kwaliteit gebeurt als de
data uit meerdere bronnen afkomstig is. Op de
lunchpauze volgde opnieuw een combinatie
van drie plenaire pitches en een workshop
naar keuze. De workshop door Tjeu Lemmens
(TU Delft) was over datakwaliteit bij gebruik
van verschillende schalen en projecties.
Bij Jandirk Bulens (Wageningen UR) stonden
beschrijving en classificatie van kwaliteit cen
traal. De sessie bij Jaap Zevenbergen (TU Delft)
richtte zich op de vraag welke datakwaliteit
past bij welk risico.
In de workshops hebben de inleiders in de
discussie volop feedback gekregen op de
vragen die gesteld zijn. Algemene tendens is
dat de deelnemers blijk geven van een worste
ling in welke richting naar de antwoorden
gezocht moet worden. Eensgezindheid is er
wel over de context als bepalende factor voor
de kwaliteit, de oriëntatie op het gebruik van
de data ('fitness for use') en de cruciale rol die
communicatie over datakwaliteit speelt. Dit is
ingebracht in de afsluitende plenaire discus
sie. Daarbij trad een panel op bestaande uit
Jantien Stoter (NCG), Frans Backhuijs (VNG)
en opnieuw Bart Beers en Petra Loeff. Jantien
wees erop dat het grote aantal deelnemers bij
een toch zo "droog" onderwerp als datakwali
teit bewijst dat het onderwerp wel degelijk in
de belangstelling staat.
Daarna werd de discussie geopend met een
vergelijk van de presentatie van het weer
bericht. Zou het gebruik van eenvoudige
communicatie en het gebruik van standaar
den datakwaliteit niet beter tot uitdrukking
brengen? Petra stelt dat dat afhangt van de
vertaling van het begrip standaard. Niet iedere
toepassing hoeft dezelfde kwaliteit te hebben.
Er zijn verschillende toetsingsinstrumenten
die hun eigen eisen stellen. Een richtlijn hierbij
is om wat eenvoudig kan ook eenvoudig te
houden.
Bart geeft aan dat criteria wel helder moeten
zijn, het gaat om het vergelijken van data.
44
Geo-Info I 2014-5
Warmloop-tijd
Via een paneldiscussie onder leiding van Karin
van de Hoef-Reijnders (directeur Werkomge
ving Belastingdienst) werden de aanwezigen
"warm" gemaakt voor het thema Kwaliteit.
Het panel bestond uit Petra Loeff (program
mamanager Omgevingswet bij het RIVM),
Bart Beers (Cyclomedia) en Tjeu Lemmens
(docent TU Delft). Uit deze paneldiscussie
Kwali-tijd