h IMY a 40 Geo-Info I 2015-4 ro JZ 5 M 130% 120% 110% 100% 90% 80% 70% Schaal verschillen in portolaankaarten ♦Carte Pisane ■Ricc 3827 ♦RS-3 ftDiilcert 1339 •Roselli 1466 1 11 Atlantische Atlantische Mldd. Zee Mldd. Zee Midd. Zee Egeische Zwarte Zee kust N kust Z west centraal oost Zee Oriëntering van deelkaarten ♦Carte Pisane Rice 3827 ♦RS-3 Dulcert 1339 Roselli 1466 Atlantische Atlantische Midd. Zee Midd. Zee Midd. Zee Egeische Zee Zwarte Zee kust N kust Z west centraal oost Figuur 6 - De oriëntering van deelkaarten op een portoiaankaart. Overigens is er een zekere variatie te zien in deze schaal- en oriënteringsverschillen, waaruit blijkt dat men vermoedelijk in de loop van de tijd pogingen heeft gedaan om de kwaliteit van de gehele kaart te verbeteren (zie figuren 5 en 6). De vraag is hoe nauwkeurig middeleeuwse zeelui nu eigenlijk konden navigeren. Helaas is er nauwelijks documentatie over de navigatie- methoden van die periode, omdat navigatie als een ambacht werd beschouwd dat men in de praktijk moest leren. De gevaren afstand werd vermoedelijk bepaald door de snelheid van het schip te schatten en over de tijd te integreren. Dat gebeurde op basis van de hoogte van de boeggolf en het bollen van de zeilen, ofwel uit de tijd die een stukje hout nodig had om van de boeg naar de spiegel te drijven. Die tijd werd dan geschat door met regelmatige passen over het dek te lopen of een rijmpje op te zeggen. Deze laatste methode wordt eigenlijk pas in de 16e eeuw beschreven door Lucas Janszoon Waghenaer en het is zeer de vraag of men in de 13e eeuw op deze wijze de scheepssnelheid in de Middellandse Zee schatte. Hoe dan ook, het moet een zeer subjectieve methode zijn geweest omdat men in de dertiende eeuw niet over instrumenten beschikte om korte tijdsintervallen te meten. Ik heb een statistisch model gemaakt van deze methode, die tot de conclusie leidt dat in de meest gunstige omstandigheden een nauwkeurigheid kan worden gehaald van een derde van de afge legde afstand (95% interval). Over de beschikbaarheid van het kompas is iets meer bekend: de eerste referentie van het kompas als compleet instrument dateert van 1349. Dat is veel te laat om het kompas een rol toe te kennen in de constructie van portolaankaarten, want de eerste bekende verwijzing naar een portolaankaart dateert al van 1270. De eigenschappen van een magne tische naald waren weliswaar al veel eerder bekend, maar de toepassing was zeer beperkt en bestond uit het steken van de naald door een stukje kurk of een strootje om die zo drijvende te houden in een kom water. Dat is onvoldoende om kwantitatieve metingen mee uit te voeren. Ook moet de mogelijkheid worden uitgesloten dat precisieverbetering tot stand kwam door gemiddelden van series waarnemingen te berekenen of om anderszins tot verbeterde schattingen te komen. Afgezien van de logistieke en politieke problemen die een centrale inzameling van alle waarnemin- Figuur 5 - De schaalverschillen in portolaankaarten. gen beletten was het benodigde statistiche inzicht nog niet aanwezig. De eerste die op deze wijze precisie benaderde was de astronoom Tycho Brahe tegen het einde van de 16e eeuw, maar het rekenkundig gemiddelde begon pas een eeuw later in bre dere wetenschappelijke kring door te dringen. Kort samengevat: het was in de middeleeuwen niet mogelijk om afstanden en richtingen te meten met een zodanige precisie dat een kaart met de nauwkeurigheid van een portolaankaart getekend had kunnen worden en het vormen van een corpus van nauwkeurige geometrische gegevens moet als zeer onwaarschijnlijk zo niet onmogelijk worden beschouwd. De kaartprojectie Eigenlijk kan op grond van het voorgaande al worden geconcludeerd dat portolaankaar ten niet een oorspronkelijke middeleeuwse creatie kunnen zijn. Maar hoe zit het nu met die kaartprojectie? Als geodeet moet ik op de voorhand stellen dat het zeer onwaarschijnlijk is dat de eigenschappen van de Mercatorpro- jectie kunnen ontstaan uit een willekeurige karteringsmethode die de kromming van het aardoppervlak negeert. De gemeten afstand tussen twee willekeurige punten zou dan een schaalfout moeten hebben die een functie is van de geografische breedte, terwijl het azimuth tussen die punten gemiddeld genomen een meetfout zou moeten hebben gelijk aan de magnetische declinatie. Dat is in praktische zin onmogelijk. Maar, misschien zijn de verschillen wel kleiner dan de nauwkeurig heidsmarge van een portolaankaart en dan denken we dat we een Mercatorprojectie zien in de wiskundige analyse die er in werkelijk heid niet is.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2015 | | pagina 42