rmatie,
eden
THEMA
2015-5 I Geo-Info
11
De DGIWG is inmiddels organisatorisch zodanig
omgevormd dat het de uitdagingen van de hui
dige tijd aankan en worden ook civiele standaar
den, als ISO/TC211 en OGC geïmplementeerd.
Het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991
markeerde het begin van de verandering
van het denken over oorlogsvoering. In de
daaropvolgende jaren kreeg de krijgsmacht
te maken met de missie op de Balkan, een in
beginsel traditionele vredeshandhaving, die zich
vooral richtte op de militaire beheersing van
conflicten. Met het veranderde dreigingsbeeld
en de omslag naar een meer expeditionaire
krijgsmacht was het belang van geografische
informatie op strategisch, operationeel en
tactisch niveau toegenomen.
De aandacht en interesse verschoven naar andere
gebieden op aarde. Diverse inzetgebieden, overal
ter wereld, kwamen in zicht. In veel gevallen werd
er militair personeel ingezet, en soms bleef het bij
een planningsopdracht. Een groot verschil met
de Noord-Duitse laagvlakte uit de Koude Oorlog
was dat we meestal niet bekend waren met het
operatiegebied. Hetter plekke verkennen was
veelal niet mogelijk.
Verder was het niet te voorzien waar in de toe
komst militaire aanwezigheid noodzakelijk werd
geacht. Hierdoor ontstond een grote behoefte
aan informatie over mogelijke inzetgebieden.
Denk aan factoren als het klimaat, het terrein,
strijdende partijen en bevolking.
De recente crisisbeheersingsoperaties zoals de
conflicten in Irak, Stabilisation Force Iraq (SFIR),
en Afghanistan, International Security Assistance
Force (ISAF), zijn veel complexer. Ze worden
gekenmerkt door een wisselend dreigingsniveau
in een hoger geweldspectrum en een veelheid
aan omgevingsfactoren. In een samenhangende
aanpak, joint (met andere krijgsmachtdelen),
combined (met andere deelnemende (NAVO-)
landen) en interagency (met andere ministeries
en organisaties), wordt de stabiliteit bevorderd.
Daarnaast worden op veiligheidsgebied de
voorwaarden geschapen voor wederopbouw
en op langere termijn duurzame ontwikkeling.
Tijdens de missie moeten de deelnemende
strijdkrachten een breed scala van militaire
activiteiten kunnen uitvoeren, variërend
van offensieve en defensieve activiteiten tot
stabiliserende activiteiten en dit alles vaak in één
operatie, een zogenaamde "Three Block War".
Dit veroorzaakte dat de informatiebehoefte
nog meer divers werd, denk aan informatie
over lokale besturen (zowel overheden
als tribale/religieuze), plaatselijke leger- en
politie-eenheden, militairen van andere
landen, internationale (hulp)organisaties, lokale
organisaties, non-gouvernementele organisaties
en informele etnische en economische
verbanden, geschiedenis en geloof.
Intrede digitale tijdperk
Om aan de behoefte aan diversiteit aan informa
tie te kunnen voldoen, zette ook de krijgsmacht
de stappen in het digitale tijdperk. In Bosnië
waren de grote analoge kaartenwanden met
thematische overlays nog dominant aanwezig
en was het Theater Map Depot, een groot
kaartenmagazijn, nog goed gevuld met analoog
kaartmateriaal. Maar op diverse locaties waren er
digitale systemen en was digitale data beschik
baar, al was de kwaliteit divers.
In de latere operaties werden geautomatiseerde
Command and Control (C2) en Intelligence,
Surveillance and Reconnaissance (ISR) systemen
gebouwd om in een Network Enabled Capability
(NEC)-omgeving te zorgen voor de situational
awareness (SA) van een operationele com
mandant. Door de introductie van operationele
concepten als Geospatial Intelligence (GEOINT)
en Recognized Environmental Picture (REP) werd
geo-informatie meer in de richting van andere
informatiedomeinen geduwd.
Deze beide concepten gaan uit van meer
samenhang en synergie tussen de verschillende
informatie domeinen. Zo wordt binnen GEOINT
de synergie tussen imagery-gegevens, Imagery
Intelligence (IMINT), inlichtingen en geografische
informatie nadrukkelijk beschouwd, terwijl bij
het REP-concept de synergie tussen meteorolo
gie en oceanografie en geografische informatie
wordt benadrukt. Voor de realisatie van beide
concepten is een goede afstemming en transpa
rante uitwisseling van gegevens vereist.
De ontwikkelingen op het gebied van 3D
brengt een andere behoefte voor het voetlicht
bij Defensie, te weten snel en effectief virtuele
missiegebieden te genereren en te gebruiken in
simulatietoepassingen.
Deze simulatietoepassingen worden gebruikt
voor opleiding, trainingen, mission rehearsal en
lessons learned.
Het motto van het team van Defensie en TNO
dat zich bezighoudt met Modelling and Simu
lation is "De operatie van morgen wordt vandaag
gesimuleerd met waarnemingen van gisteren".
Projecten en programma's
Ondanks dat de vraag naar digitale data groter
werd, bleef er toch een grote behoefte aan
analoog kaartmateriaal wereldwijd, al was het
maar als additionele bron bij digitale projecten
en out-of-area-missies. Samen met het Verenigd
Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk en België werd de
Luxemburg Groep opgericht, met als doelstel
ling de beschikbare Russische militaire kaarten
te verwerven. Deze kaartseries zijn lange tijd één
van de weinige bronnen van informatie geweest
van grote gebieden van de wereld. Nadat meer
informatie beschikbaar kwam door de internati
onale samenwerkingsprogramma's is de groep
ontbonden.
Vectormap Coproduction Working Group (VaCWG)
Om aan de almaar toenemende vraag aan
vectordata te kunnen voldoen, werd in 1993
de VaCWG in het leven geroepen, een samen
werkingsverband van 19 landen, met als doel
het produceren van een naadloos en wereld-
dekkend vectorbestand in de kaartschaal 250K,
VMap level 1. De wereld heeft men opgedeeld in
234 productiegebieden, libraries en elk deelne
mend land produceert één of meerdere libraries.
Met deze productie krijgt elk deelnemend land
de beschikking over alle geproduceerde VMap
1-data. De data is op cd uitgewisseld in Vector
Product Format (VPF), een als militaire geo-stan-
daard ontwikkeld uitwisselingsformaat, conform
DIGEST/FACC.
Defensie, de toenmalige TDN, heeft twee cd's
(27 en 52) geproduceerd en een deel van de
data van cd 49 geleverd aan de producent,
Duitsland. Door deze productie inspanning
heeft Defensie de beschikking over wereldwijde
VMap level 1-data. 4 cd's zijn uiteindelijk om
allerlei moverende redenen niet geproduceerd.
Het programma is 2005 formeel afgesloten.
Multinational Geosptial Coproduction Program
(MGCP)
Begin 2000 blijkt dat de aanwezig veronder
stelde data van de mogelijke inzetgebieden,
niet of nauwelijks beschikbaar is. Daarnaast zijn
de wel beschikbare data vaak gedateerd en
derhalve beperkt bruikbaar.
Het niet beschikbaar zijn van data heeft soms als
reden dat het nog niet is geproduceerd, maar
meestal zijn zogenaamde third party restrictions
de reden dat de data niet aan de Nederlandse
Defensie ter beschikking kan worden gesteld.
De databehoefte voor planningsdoeleinden,
op de schaal 1:250.000, wordt door een groot
deel afgedekt door eerder genoemde dataset,
VMap level 1, die Nederland vrij ter beschikking
heeft.