THEMA 2015-5 I Geo-Info Figuur2a - Driehoeksnet van Kraijenhoff met bladindeling (fragment). Figuur2b - Kaart van Kraijenhoff (fragment). Terreinverkenningen Wie voerden nu in feite de terreinverkenningen en het graveerwerk voor de kaart uit? In 1806 werd door koning Lodewijk Napoleon een belangrijke instantie in het leven geroepen: een depot voor de archieven van oorlog en marine, naar Frans voorbeeld. Kraijenhoff werd direc teur van dit depot, in 1809 opgevolgd door zijn neef M.J. de Man. Dit depot had als taak het verzamelen van kaarten, verkenningen en beschrijvingen, geodetische en astronomische waarnemingen, waterpassingen en het ver vaardigen van kaarten. Tot het depot behoorde een Topographisch Bureau, dat speciaal belast was met de bewaring van kaarten van het Rijk en de vervaardiging van de 'grote kaart'. Er werkte een aantal tekenaars, graveurs en een drukker. Kraijenhoff kreeg de beschikking over een brigade van zeven geographische ingeni eurs, genieofficieren, die terreinverkenningen uitvoerden en assisteerden bij de driehoeksme ting (fig.3). In een gedrukte instructie uit 1808 zijn de taken van deze officieren beschreven. In 1810-1811 werd het archief overgebracht naar Parijs en hield het Topographisch Bureau op te Figuur3 - Geografische ingenieurs. bestaan. De ingenieurs werden ingelijfd in het Franse geniecorps. In 1814 volgt de heroprichting van het Depot-Generaal van Oorlog met opnieuw een Topographisch Bureau. Dit bureau wordt in 1815 gereorganiseerd en gesplitst in twee afdelingen. De Eerste Afdeling onder leiding van De Man, kreeg als taak het uitvoeren van triangulaties, topografische opnemingen, waterpassingen en de vervaardiging van mili taire kaarten. Deze werkzaamheden werden uitgevoerd door genieofficieren, de eerder genoemde geografische ingenieurs. De naam Eerste Afdeling raakte snel in onbruik en sprak men weer over het Topographisch Bureau. Genieofficieren zoals Huegenin voerden in grote delen van het land detailterreinverken ningen uit, voornamelijk in het noorden, bedoeld voor de 'grote kaart'. De Tweede Afdeling was bedoeld als oefenplaats voor officieren van de Kwartiermeester-Generaal om door snelle verkenningen zoveel moge lijk kennis van het terrein op te doen. Deze Afdeling kreeg de opdracht om het zuidelijk grensgebied in kaart te brengen, wordt in 1816 in Mons gevestigd en twee jaar later naar Gent overgebracht. Vanaf 1817 kwam deze afde ling onder de bekwame leiding van J.E. van Gorkum en werd al spoedig bekend onder de naam Militaire Verkenningen. Van Gorkum heeft zeer sterk zijn stempel gedrukt op de ontwik keling van dit dienstvak tot een volwaardige karteringsorganisatie. Bij de Militaire Verken ningen werden de eerste stappen gezet op het gebied van de lithografie door de overname van de particuliere steendrukkerij Paulmier. Zo waren er in deze periode twee karteringsorganisaties naast elkaar werkzaam! In 1828 komt hieraan een einde met de ont manteling van het Topographisch Bureau. Jaren later keert de naam Topographisch Bureau weer terug. De steendrukkerij van de Militaire Verkenningen werd in 1836 officieel onder het Departement van Oorlog gesteld en in 1841 overgebracht naar Den Haag. In 1848 werd deze drukkerij onder de naam Topographisch Bureau een zelfstandig onderdeel van het Departement van Oorlog met als taak het reproduceren van kaarten. De gelegenheid om de Militaire Verken ningen en het Topographisch Bureau samen te voegen werd niet aangegrepen. Verkenningen en reproductie gaan een eigen weg met alle vervelende gevolgen die dat jaren later zou opleveren. Pas in 1932 komen zij in de Topografi sche Dienst weer bij elkaar. Op weg naar de stafkaart De officieren van de Militaire Verkenningen, gestationeerd bij het veldleger in Noord Brabant, begonnen in 1834 op eigen houtje, zonder formele opdracht en zonder toelage, terrein-opnemingen te doen. Zij toonden het resultaat aan Prins Willem in zijn hoofdkwartier te Tilburg die daarmee zeer ingenomen was. Hij laat de chef van de Generale Staf opdracht geven om het werk voort te zetten. In 1839 gaf de koning formeel toestemming voor deze opneming. Later worden de verkenningen uitgebreid tot het hele land. De hoogste leger- opleiding bleek niet gemakkelijk te overtuigen van de noodzaak van een gedrukte kaartserie voor het gehele land. Enkele handgetekende kopieën en dan alleen nog maar van de grensgebieden leken voldoende. Gelukkig werd een groot voorstander van een gedrukte kaart, Forstner van Dambenoy, directeur van de militaire steendrukkerij, in 1852 Minister van Oorlog. Door zijn toedoen is het gekomen tot de uitgave van de Topographische en Militaire Kaart van het Koningrijk der Nederlanden op de schaal 1:50.000, bekend als 'stafkaart'.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2015 | | pagina 7