Opties voor 3D in Omgevingsplannen
40
Geo-Info I 2015-6
dus de voorschriften) kunnen bij een beschik
baarheid van meer gedetailleerde inputgegevens
(zoals gebouwen met dakvormen) desgewenst
worden aangepast. Ook zouden geluidstudies
erg geholpen zijn met een 3D-variant van de
BAG waarmee helder is vastgelegd welk adres op
welke verdieping zit, in het bijzonder welke gevels
per bouwlaag behoren bij welk adres. Deze
informatie is vanaf de buitenzijde moeilijk te zien
maar om de geluidbelasting per adres te kunnen
bepalen is dit essentiële informatie.
Kortom 3D-basisgegevens zorgen op diverse
punten voor een betere uitvoering van de
Omgevingswet. In eerste instantie zorgen
3D-basisgegevens voor meer efficiëntie bij
domeinen die met 3D werken (en daardoor
voor minder doorlooptijd en kosten). Boven
dien kan met beschikbare 3D-gegevens nauw
keuriger worden gemodelleerd en tenslotte
zijn de resultaten herleidbaar omdat iedereen
dezelfde 3D-basisgegevens gebruikt.
2. Het Omgevingsplan: wat mag wel en
wat mag niet (in 3D).
Het Omgevingsplan is een belangrijk instrument
van de Omgevingswet. Alle regels die een
gemeente over de fysieke leefomgeving stelt
komen in het Omgevingsplan. Naast regels
vanuit huidige bestemmingsplannen, kan het
gaan om tal van andere regels zoals regels uit
welstandnota, bouwverordening, kapveror-
dening, erfgoedverordening, verordening op
de afvoer van hemelwater etc. Ook regels op
milieugebied komen in het plan. Een omgeving
splan laat, op basis van deze regelingen, zien wat
mag en niet mag op een bepaalde locatie.
Een Omgevingsplan moet uitlegbaar en
raadpleegbaar zijn in 2D. Echter, soms geeft
het toevoegen van de derde dimensie aan een
Omgevingsplan meer inzicht. Voorbeelden
hiervan zijn de op een locatie toegelaten
bouwmassa en bouwhoogte, het garanderen
van veiligheid bij aanvlieg "funnels" (Figuur 3a),
stapeling van verschillende functies (boven- en
ondergrond, zie Figuur 3b) of een molenbiotoop
bij windmolens. In al deze gevallen is informatie
over (variërende) hoogte relevant.
Voor de ontsluiting van Omgevingsplannen wordt
momenteel het informatie model Omgevingsrecht
(IMOR) ontwikkeld. Bij de ontwikkeling van IMOR
wordt gekeken naar de mogelijkheid om 3D een
onderdeel te laten zijn van het model zonder
verplicht gebruik. Het is dan aan de bronhouder
(gemeenten, waterschappen, provincies en het
Rijk) om te kiezen in hoeverre zij/hij van 3D gebruik
Figuur 3a - 3Ü-pianmodei voor bedrijvigheid rond vliegbasis Woensdrecht door Grontmij.
Er zijn in principe twee mogelijkheden (met
ieder hun eigen varianten) om 3D-informa-
tie in Omgevingsplannen op te nemen: a)
3D-aspecten welke kunnen worden afgeleid
uit de kenmerken van de 2D-omgevings-
objecten (d.w.z. vlakken; dus 2D is altijd de
basis) en b) 3D-aspecten welke losstaan van
de 2D-kenmerken.
De eerste optie zal de minste impact heb
ben op de bestaande 2D plannen omdat
3D zich beperkt tot een uitbreiding van het
2D-plan. De optie bestaat grotendeels uit
het in 3D visualiseren van hoogtegerela-
teerde informatie uit huidige plannen, zoals
bouwmassa en bouwhoogte. Het zou al een
flinke stap zijn om deze nu vaak in plantekst
gedefinieerde informatie expliciet te maken
middels visualisatie in een 3D-omgeving.
Het uitgangspunt blijft hierbij een (2D-)
opdeling op maaiveldniveau waarbij alles
wat er boven en onder gebeurt, wordt gere
lateerd aan de 2D-vlakken. Een aanvlieg-
funnel kan dus niet op zichzelf bestaan als
planningsobject maar wordt toegekend aan
de vlakken op maaiveldniveau. De vrijheid
die hier nog bestaat is om alleen horizontaal
optrekken toe te staan (waarbij eenzelfde
maximale bouwhoogte voor het gehele
vlak geldt) of ook complexere manieren om
3D uit de 2D-kenmerken af te leiden toe te
staan (zoals hellende vlakken). In het eerste
geval moeten vlakken worden opgedeeld
om de hoogte variatie in 3D voldoende
goed te kunnen modelleren zoals aflopende
hoogtes in de aanvliegfunnel.
Het uitsluitend toevoegen van een z-waarde
aan de huidige 2D-planobjecten is niet altijd
voldoende, omdat dit beperkingen geeft
voor wat er in 3D kan worden gepresen
teerd. Naast de genoemde funnels (met
variërende hoogte) geldt dit bijvoorbeeld
ook voor bouwvolumes in de ondergrond
(die vaak meerdere bovengrondse 2D-plan-
objecten doorsnijden).
Bij de meer geavanceerde manier van
3D-ondersteuning in Omgevingsplan kun
nen 3D-objecten (ook) onafhankelijk van
de opdeling op maaiveldniveau worden
gedefinieerd. Dit geeft meer flexibiliteit
voor de manier waarop 3D-aspecten inzich
telijk kunnen worden gemaakt. Maar het
vraagt ook om een andere manier waarop
planningsobjecten worden gedefinieerd.
Het is erg belangrijk om te beseffen dat
de resulterende 3D-IMOR-objecten hierin
fundamenteel zullen verschillen met
3D-fysieke-objecten zoals in de BGT/IMGeo:
in 2D en 3D zijn in de fysieke omgeving
dezelfde verzameling objecten aanwezig
(een weg in een 2D-kaart is dezelfde weg als
in een 3D-kaart). Daardoor kan een fysiek
2D-object eenvoudig worden uitgebreid
naar de derde dimensie. In de juridische
wereld zijn in 3D extra typen objecten
mogelijk, denk aan een geometrische
afbakening voor funnels, koude/warmte
opslag ruimtes in de ondergrond of geluids
contouren in 3D. Deze objecten hoeven
niet per se (geometrisch) te refereren naar
2D-planningsobjecten op het maaiveld.
Het toestaan van deze objecten geeft dus
nieuwe mogelijkheden voor Omgevings
plannen. Maar het wordt hiermee ook
complexer.
Nader onderzoek is nodig naar enerzijds
de behoeften naar 3D-raadpleegbaarheid
van Omgevingsplannen en anderzijds naar
mogelijkheden om 3D onderdeel van IMOR
(welke volop in ontwikkeling is) te laten zijn
zodat bronhouders optioneel 3D-informatie
kunnen toevoegen.