Een nationale informatievoorziening van eigen bodem, hoe moeilijk kan dat zijn? Column JongSTRONG 2015-6 I Geo-Info In de geo-sector weten we als geen ander data te standaardiseren, te orga niseren en te ontsluiten. Noem het gerust een kernkwaliteit van de sector. Over de bodem en ondergrond is verschrikkelijk veel informatie verzameld en opgeslagen, maar o zo slecht toegankelijk. Versnipperd ontsloten, of zelfs niet digitaal. JongGeo vraagt daarom aan JongStrong: netwerk van jong professionals bodem ondergrond De gehele bodemsector kun je gemakkelijk de grond in boren als het gaat om informatievoorziening tussen bedrijven en overheidsinstanties. Sinds ik in dit werkveld actief ben, heb ik regelmatig last van hoestbuien door de stoffige archieven die geraadpleegd moeten worden. Je kunt er nog enigszins begrip voor opbrengen dat nou eenmaal niet alles gedigitaliseerd is. Maar als ik speciaal naar de andere kant van het land moet reizen om gescande documenten op een monitor te aanschou wen (die je niet op een USB-stick mag plaatsen, maar wel mag afdrukken. Lekker duurzaam!), dan breekt mijn klomp. Tja, het is nu eenmaal makkelijker om allerlei minpunten op te rakelen dan om met oplossingen te komen. Een eenvoudige en duidelijke informatievoorziening in de bodemsector blijkt allesbehalve een simpele opgave. Exemplarisch is de bureaucratische inrichting van de bodemsector. Er zijn de bevoegde gezagen die de gevallen van ernstige bodemverontreiniging registreren en bijhouden. Voor bodemonderzoeken van verontreinigingen die niet beschikt zijn, kun je een bezoekje plannen aan de verantwoordelijke omgevingsdienst. En als dat nog niet het gewenste resultaat heeft, dan kan de provincie of gemeente ook nog van alles achter de hand hebben. Ach, het houdt je van de straat. Voor oplossingen om bodeminformatie uit te wisselen is de Stichting Infrastructuur en Kwaliteitsborging en Bodembeheer (SIKB) een mooi voorbeeld. Conform SIKB worden bodemge- gevens tussen overheden uitgewisseld in een standaard (voor geo-ICT'ers de welbekende XML-monsters) waardoor er een zeker kwaliteitsniveau gegarandeerd kan worden. Het is dan wel weer jammer dat de achtergrond van deze standaard niet publiekelijk toegankelijk is en eigenlijk niemand snel en eenvou dig verder kan met de data. Genoeg over de overheid. Ikzelf ben actief bij een com mercieel bedrijf. Toegegeven, het is vanuit mijn perspectief makkelijk om de gehele overheid over één kam te scheren en te klagen dat het te langzaam gaat, dat er grijze koppen werken die innovatie eng vinden en alle andere denkbare vooroordelen. Ook de adviesbureaus laten steken vallen qua datadeling. Aan de ene kant is dit ook begrijpelijk. Door bodeminformatie tegenwoordig ook te gebruiken voor andere doeleinden dan alleen het toetsen, ontstaat nu pas de vraag om een betere dataontsluiting. Bodemonderzoek kent een lange historie en het kost tijd en geld om deze gegevens te digitaliseren. Aan de andere kant kan meer informatie leiden tot nieuwe producten, waarmee de klant uiteindelijk beter en goedkoper geholpen is. Gelukkig is er een aantal bodemportalen beschikbaar waar bodeminformatie openbaar is. Zo is er het DINOloket met modellen over de diepe ondergrond, het Bodemloket met informatie over verontreinigde activiteiten en een aantal bodemkwaliteitskaarten, het WION met ondergrondse infrastructuurnetten, het GIS-loket van de DCMR, de Zaanatlas, bodemtypes bij Alterra, de bodematlas van Gelderland, het CBS met gegevens over het bodemgebruik, de bodematlas van de regio Arnhem en nog veel meer. Duidelijk wanneer je waar moet wezen, toch? Hoe wenselijk is het om een nationale informatievoorzie ning te realiseren? Dit zou geen utopie mogen zijn in Neder land waar geen vierkante centimeter ongerept is gebleven. Waarom zou je steeds opnieuw bodemonderzoek uitvoeren als er in de archieven miljoenen monsteranalyses opgeslagen lig gen? Historisch gezien was er geen urgentie voor een centrale datavoorziening en daardoor kampen we met een digitale achterstand. Daarnaast willen partijen hun gegevens niet delen. Het gevolg is versnippering. Maar. Vanuit de markt wordt de urgentie gevoeld om al die gege vens ruimtelijk inzichtelijk te maken. Deze vraaggestuurde drang naar een centrale datavoorziening is dan ook noodzakelijk om initiatieven, zoals de Basisregistratie Ondergrond (BRO), te laten slagen. Het is geen ver-van-ons-bedshow meer. De datavoor ziening Bodeminformatie Delen tussen Overheid en Netbeheerders (BIDON) komt er, zoals het er nu uitziet, in 2018. Bij MWH hebben we de Bodemrisicokaart ontwikkeld om graafwerkzaamheden veilig te kunnen uitvoeren. Stuk voor stuk mooie initiatieven. Wat is er op tegen om bodeminformatie te delen, zodat elke partij goedkoper zijn werk kan uitvoeren en de veilig heidsmaatregelen beter kan inschatten voor de buitendienst? Want, wees eerlijk. uiteindelijk willen we dat iedereen zo veilig mogelijk zijn werk kan doen, of dat nu collega's of concurrenten zijn. En het liefst zonder overbodig onderzoek, want dat kost alleen maar geld. En tijd. Christiaan Jolly Adviseur Bodem GIS MWH Global www.jongstrong.com/

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2015 | | pagina 47