ak om voor grote datasets te creëren j-' 2017-3 I Geo-Info I 15 bij een veld op een hoger niveau aan de beurt. Wanneer alle negen kind-velden verwerkt zijn, kan het één niveau hoger gelegen ouder-veld worden verwerkt. Het proces gaat zo door totdat alle velden compleet gegeneraliseerd zijn. Doordat de velden op een hoger niveau worden verschoven, kan worden gegarandeerd dat objecten die eerder niet konden worden gegeneraliseerd (omdat ze of te groot waren of op de rand lagen) nu wel aan de buurt kunnen komen. De aanpak probeert om elk veld met een factor 4 te generaliseren. Stel dat de input uit n vlakobjecten (faces) bestaat, dan moet het resultaat van het generalisatieproces van een veld n/4 objecten bevatten. Bij een uniforme dataver- deling wordt zo bereikt dat de hoger gelegen velden net zoveel vlakken te verwerken krijgen als de inputvelden. 2. Velden een voor een generaliseren Nadat de objecten verdeeld zijn over de velden, kan een veld gegeneraliseerd worden. Dit deel van het proces kost de meeste verwerkingstijd. Ons automatische generalisatieproces is geba seerd op het vinden van het minst belangrijke kaartobject, wat vervolgens gegeneraliseerd wordt. Dit globale criterium verandert door de verdeel-en-heers aanpak: in plaats van globaal is het nu een 'lokaal veld' criterium. Dit is zinvol, omdat bijvoorbeeld de kaartobjecten in het noor den geen directe relatie hebben met de objecten in het zuiden van de dataset. Generalisatie-acties die we in ons proces geïmplementeerd hebben, zijn onder andere dat vlakken worden samenge voegd, hun grenzen worden versimpeld en vlak ken omgezet worden naar een lijnrepresentatie en worden verdeeld over hun naaste buren. Tijdens het verwerken van een veld kunnen twee verschillende categorieën van objecten worden onderscheiden. Ten eerste; objecten die niet meer geldig zijn voor de kaartschaal die voor het huidige veld werd bereikt door het generalisa tieproces. Deze objecten zijn gereed (voor hun kaartschaal range) en worden opgeslagen voor de uiteindelijke vario-schaal structuur. Ten tweede; objecten die nog verder versimpeld moeten worden. Deze objecten worden in een veld van de Fieldtree op een hoger gelegen niveau geplaatst - wederom door ze in het kleinste, nog te verwerken veld te plaatsen waar ze compleet in passen. Tezamen met de objecten die over de rand lagen op het lager gelegen niveau aan velden, vormen deze objecten zo samen weer een (deels versimpelde) planaire partitie. 3. Afronding Nadat alle velden verwerkt zijn, vindt de laatste operatie van het proces plaats: het combineren van de informatie over alle definitieve objecten uit de verschillende velden. De individuele tabellen per veld worden samengevoegd om één set aan database tabellen te maken (een node, edge en face tabel), die samen de vario-schaal structuur vormen. Ook wordt in deze stap ruimtelijke indexering toegepast, zodat de resulterende structuur snel te bevragen is. Resultaten We hebben onze aanpak getest met drie datasets, die behoorlijk verschillen in inhoud. De datasets die we gebruikt hebben zijn: CORINE-landcover bestand voor het Verenigd Koninkrijk en Ierland (met 100.000 vlakob jecten) en rond Estland (met zo'n 130.000 vlakobjecten). Het Nationaal Wegen Bestand, de vlakken tussen de wegen werden gevormd door lijnen van het wegennetwerk te gebruiken. Ongeveer 200.000 vlakobjecten. Een kadastrale dataset met percelen van pro vincie Gelderland met ongeveer 880.000 vlak objecten. Om inzicht te verkrijgen in wat een redelijke veld- grootte is voor de kleinste velden in de Fieldtree, hebben we het hele proces (Fieldtree maken en objecten verdelen, veld voor veld generali seren, afronden) met verschillende veldgroottes herhaald. Hierbij varieerden we de veldgroottes gebaseerd op de gemiddelde grootte (lengte van zijn langste zijde) van een vlakobject in de dataset. (a) Pseudo code om de lay out van een Fieldtree vast te (b) 3 niveaus van de Fieldtree, laagste niveau (c) 3D impressie van de velden. Merk op dat de leggen (Van Oosterom en Vijlbrief, 1996). Het aantal in roze, middelste in groen en hoogste 3e dimensie schaal is. benodigde niveaus kan worden afgeleid vanuit niveau in blauw. de extent van de dataset en de parameter van veldgrootte op het meest gedetailleerde niveau. NRLEVELS 8 Gewenst aantal niveaus in de Fieldtree FINEGRID 12500 Veldgrootte (m) meest gedetailleerde niveau THEORIGX 0 Oorsprong (in x- and y-richting) THEORIGY 0 for (i=0; i<NRLEVELS; i++) do SIZE[i] FINEGRID 2Ai ORIGX[NRLEVELS-1] THEORIGX ORIGY[NRLEVELS-1] THEORIGY for (i NRLEVELS-2; i>=0; i--) do ORIGX[i] ORIGX[i+1] - SIZE[i+1]/4 ORIGY[i] ORIGY[i+1] - SIZE[i+1]/4 seal* x Leve! 1 Leve! 2 Figuur 1 (a, b en c) - Fieldtree.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2017 | | pagina 17