2017-5 I Geo-Info
41
ber in den Niederlanden een ónderafdeling
van zijn Führungsabteilung en 'Verantwoor
delijk voor de vervaardiging van stafkaarten en
landmeting'. Bij beschikking van die Wehr-
machtbefehlshaber van 3 mei 1943 nr 2690
werd Major Jorke met ingang van 20 april 1943
benoemd tot 'verantwoordelijk Leider van den
Topografischen Dienst'. Vertrek werd eind 1943
wel verantwoord voor anderen: 'Sedert kort
is een zestal personen van den Topografschen
Dienst, die geheel voor de Duitsche weermacht
arbeiden, gedetacheerd te Utrecht (Kartenstelle).
De extra uitgaven worden gedragen door de
Duitsche weermacht.'
De lijsten met bouwkundige veranderingen,
zoals funderingen voor nieuwe persen alsook
werktuigen en instrumenten over 1940 tot
en met 1942 zijn lang. Een deeloverzicht van
vakinstrumenten is het volgende:
1940: 1 'Wildtoestel Stereo-Autograph',
1 coördinatograaf en 6 kaartentassen;
1941: 1 'Doppelkreis-Theodoliet' DK1, 2 stalen
meetveren zonder hoes, 12 driepootloup-
jes, 1 oogloupe en 1 roestvrije 'koorntang';
1942: 12 ronde jalons, lang 2,5 m, 1 proefmo
del Onthoekingsapparaat, 2 vergrootglazen
driepoots, 1 pikeerstift, 1 trekpencylinder,
1 'Lupenstift voor waarneming der punten'.
Een A4-tje staat vol met de mislukte pogingen
om een Olymplux reproductiecamera aan te
schaffen bij Hoh Hahne in Leipzig (een brug-
camera van 100x100 cm voor cartografische
doeleinden van ƒ39595,-). In mei 1941 werd
aan het Rijksinkoopbureau opdracht gegeven
om die via een machinehandel in Amsterdam
aan te schaffen. In september vroeg deze om
de benodigde 'Dringlichkeitsbescheinigung'.
Begin 1942 geeft het handelsdepartement
een vergunning onder de voorwaarde dat hij
binnen een jaar is opgesteld. Op 10 december
1942 schrijft men vanuit Leipzig dat voortzet
ting van de werkzaamheden tot aflevering
van de camera zeer gering zijn. Op 12 januari
1943 deelt de Topografische Dienst aan de
tussenpartij in Amsterdam maar mee dat de
'Dringlichkeitsbescheinigung' door de betrok
ken Duitse militaire autoriteit niet kan worden
afgegeven en men in vertraging berust. 'Een
nieuwe reproductie-camera zal in de loop van
1950 worden afgeleverd', aldus het Nederlandse
verslag over 1945-1949 pas.
De Opnemingsdienst somt over 1941 en 1942
veel werk op. Het slot:Diverse berekeningen,
zooals voor snijpunten van parallellen en meridia
nen onderling en met de randen der kaartbladen,
voor het aanbrengen van Duitsche en Belgische
vierkantennetten op de stafbladen der grens
gebieden, enz. zijn in 1941 en 1942 voltooid. Ten
slotte zijn op deze afdeeling verschillende kleinere
Hollandsche en Duitsche opdrachten uitgevoerd.'
Door de topografen zijn in 1941 delen van het
zuiden en in 1942 van het noorden van het land
verkend en is veel werk voor de Duitse Sonderaus-
gaben gedaan. Bij de niet-instrumentele investe
ringen in 1942 staan '16 Rijwielen compleet'.
TD-jaarverslag 1944
naar Vredesinstructie
Artikel 14 van de Instructie voor den directeur
van den Topografischen Dienst, de Vredes
instructie, eiste een jaarverslag over 1944. Waar
nemend directeur J.H. Bramlage, het hoofd
van de Reproductiedienst, maakte dat in de
zomer van 1945. Hij schreef dat de dienst sinds
2 januari 1944 in Utrecht was gevestigd, bijna
de gehele Reproductiedienst in de drukkerij
Lumax en de rest daarvan, de Opnemings
dienst en het Secretariaat in het Huis van den
Arbeid ('een en ander na een verhuisperiode
van ruim 5 weken'). De Reproductiedienst
had over 1944 een vol A4-tje met kleuren(her)
drukken plus 'Diversen'. Daaronder hoorden in
de eerste plaats 'Kaarten, Nederlandsch gebied
betreffende, op bevel van de Bezetter', maar
bijvoorbeeld ook Kadasterblad Harderwijk B4.
De 851 verkochte kaarten leverden f8816,47 op
en er werden 80 catalogi verstrekt. De bureau
cratie liep prima door met 1968 brieven, 109
briefkaarten, 1704 gedrukte dienststukken en
53 aangetekende stukken. De veldverkennin-
gen waren echter vanaf eind 1943 stopgezet!
Op 28 augustus gelastte een Hauptmann, de
Commandant van het Utrechtse gedeelte van
het Kriegskarten- und Vermessungsamt Brussel,
om al het (kaart?)materiaal uit te leveren. 'Ik heb
dit onmiddellijk geweigerd en aan mijn personeel
verboden medewerking te verleenen', aldus
Bramlage, kennelijk ook toen al waarnemend
directeur, later. Brussel werd op 3 september
bevrijd. De panden aan Oudenoord en Ondiep
werden op 2 en 5 september gesloten en het
personeel door de Duitsers tot 18 september
met verlof gestuurd. (Op 4 september heette
minister-president Gerbrandy per radio de
geallieerde legers welkom in Nederland en zo
werd 5 september Dolle Dinsdag. Zijn foute
aanleiding was dat een Britse tankcomman
dant in België aan een Bredasebaan een café
Breda zag.) Er woonden toen in Den Haag
134 en in Utrecht 36 personeelsleden. Op 14
september bepaalde Bramlage dat het Haagse
personeel niet meer naar Utrecht zou terug
keren. Dat was dus vóór de in het verslag niet
eens genoemde spoorwegstaking van 17 sep
tember. Wat Haags personeel zette administra
tief werk voort in Kamer 40 op Lange Voorhout
7. In Utrecht werden de gebouwen bewaakt
en werd er opgeruimd en gesorteerd. In een
aanwezige grote kluis borg men instrumenten
en glasnegatieven op en vervolgens liet men
voor de kluis een muur metselen!
TD-jaarverslag 1945-1949
'Nadat in September 1945 de Directeur, de Heer
A. van Hengel en het Hoofd van de Opnemings
dienst, de heer C.A.J. von Frijtag Drabbe in hun
oude functies waren hersteld, na in 1940 door de
Duitsers te zijn on tslagen, werd op 1 mei 1947 aan
de Heer A. van Hengel wegens het bereiken van
de pensioengerechtigde leeftijd eervol ontslag
verleend', aldus een zakelijke hoofdzin over de
herstart. Von Frijtag Drabbe werd in 1947 direc
teur. Reprohoofd Bramlage werd hoofd van de
Opnemingsdienst en later ook nog directeur.
Het doorgeven waard is verder 12 juli 1945 als
de datum van herstart. De latere zin 'De in het
Koninklijk Landmacht- en Rijksarchief verborgen
eigendommen van de Topografsche Dienst
werden naar Delft overgebracht' suggereert met
het kennelijk wachten tot na 1947 dat dit geen
Directeur C.A.J. von Frijtag Drabbe 1947-1954 werd
in 1950 kolonel (Kadastermuseum inv.nr. 4520).
Directeur A. van Hengel 1932-1947 (Kadastermuseum
inv.nr. 4519).