GIN-website uitgebreid met dig
G+N
Nieuwe Ontwikkelingen
oo
Er zijn twee redenen om oude literatuur terug te willen vinden; voor historisch onderzoek, of omdat datgene
wat men wil vinden nog steeds relevant is voor de huidige beroepspraktijk. Voor beide geldt dat die oude
literatuur dan toegankelijk moet worden gemaakt door het te digitaliseren, zodat het met multifunctionele
zoeksystemen opengelegd kan worden. Dat is nu mede mogelijk gemaakt voor kartografische tijdschriften.
Kartografisch Tijdschrift -digitaal
26
Geo-Info
2018-2
f'x"j 1wn m -iln-flsS Iw
*•••■- MbiH Ov* CM UfaaMMh# HiVutrt A*«hda KtÉ^nHi
n rm fttt itarfD^iAacfi 3y*ciW mm iHmnÉgn
n Övpduu m jpa ib «t db m
n iwïiiltiiQprgiw ftaf
IfcirateuAicA I^anJnA mi ifr-cöWa*
^Bi LAvL*T»xTr*j v.nW*,-.imiiHl wMrvÊ r*0Ü7i* njnhaili tafonti! *Xt'X<r JS HÉ
flfccra* Hrt :m.uia ÉatfiSG VtO a ifftfUl ee HtCAfl la EmJwri JdlteLMJinfift
van iji. i -H iï, A-. tw vv>jtÉi. da 4e a*» an -du -wr* dt«rvw-«0qHT UMuritoi
fttwpw rwf«ii m* urnA*ia rtuaui <uu 4vn»gi^rH9:0»»(ntfw#|)nfl atldnopaM da
j0<H r^#r. NtfÉn le-beiecnegvw fan rm iPQdcch«i >wvuai ooft ?V- r..- bMtraafct nrin afadn.
.-«C >j t.-ri-cn j UtvHA
oejniai on r secxMn a»>
:fcihrr^ajr-.1aiM ïi>T p^cwÉTr-iaa
::-.ifMU iibta si d»UcUsi
Figuur 1 - GIN-website met verwijzing naar de kartografische tijdschriften.
Voorgeschiedenis
Voor het historisch onderzoek is het belangrijk dat
er vanaf tweede helft 19e eeuw beroepsverenigin
gen opkwamen, zoals het Koninklijk Nederlands
Aardrijkskundig Genootschap (KNAG, 1877) en de
Vereniging voor Kadaster en landmeetkunde (1885),
met tijdschriften waarin niet alleen onderzoek naar
zaken uit het verleden werden gepubliceerd, maar
ook de toenmalige beroepspraktijk aan de orde
kwamen. De tijdschriften van beide verenigingen
kenden historisch-kartografische bijdragen, het
Tijdschrift van het Aardrijkskundig Genootschap
(TAG) bevatte daarnaast kritische besprekingen van
de kartografische producten van de topografische
diensten in Nederland en in Nederlands-Indië. In
beide tijdschriften kwam de kartografische beroeps
praktijk echter niet of nauwelijks aan de orde.
Dat veranderde met de oprichting van een
kartografische sectie van het KNAG in 1958, toen
er een apart kartografisch katern in het TAG werd
opgenomen dat vier maal per jaar uitkwam, met de
veel te lange titel 'Kartografie, Mededelingen van de
Kartografische sectie van het KNAG'. Omdat de toon
te wetenschappelijk was, richtten de kartografisch
tekenaars binnen de Kartografische Sectie drie
jaar later een eigen, onregelmatig verschijnende
periodiek op; het 'Kaartbulletin'. Omdat er in het
ledenbestand van het KNAG toch veel weerstand
was tegen technische kartografische artikelen
in hun tijdschrift, dreven de twee groeperingen
(geografen en kartografen) toch uit elkaar. In 1975
verzelfstandigden de kartografen zich tot 'Neder
landse Vereniging voor Kartografie', waarbij de twee
redacties en de twee bestaande tijdschriften wer
den gecombineerd tot het 'Kartografisch Tijdschrift'
(KT). De historisch kartografen vonden een paar jaar
later dat ze te weinig aan bod kwamen in het KT
en zij richtten in 1982 een eigen periodiek op; 'Caert
Thresoor'. Ik heb daar indertijd ontzettend tegen
geijverd, omdat ik het een versnippering vond, maar
inmiddels ben ik wat ouder en milder en zit zelfs de
redactie van Caert Thresoor voor.
Resumerend: er bestond dus een katern 'Karto
grafie' in het Tijdschrift van het Aardrijkskundig
Genootschap, dat vooral belangrijk was, omdat het
de lezers informeerde over de door de overheid
vervaardigde kaartproducten, het begin van de
automatisering beschreef, maar ook originele
bijdragen had over de generalisatie en atlaskarto-
grafie. Daarnaast bracht het 'Kaartbulletin' vooral
technische bijdragen - bijvoorbeeld over plastic
tekeningdragers, beschrifting, het legde veel
technieken uit in de rubriek 'Voor de jongeren', en
het gaf een overzicht van de Nederlandse karto
grafie sedert 1800. In 1975 kwam het 'Kartografisch
Tijdschrift', dat beide voorgangers combineerde,
en niet alleen de Nederlandse kartografische
scene beschreef, maar ook aangaf wat er in het
buitenland gebeurde. Er stonden veel bijdragen in
over de beroepspraktijk, zoals over kleurgebruik,
beschrifting, generalisatie en reproductie, en het
zijn vooral die laatste aspecten die ook voor de
huidige beroepspraktijk vaak nog zeer relevant
zijn. De rubriek 'Voor de jongeren' uit het oude
Kaartbulletin werd voortgezet in een serie zeer
lezenswaardige 'kernkaternen', die men kon combi
neren tot een kartografisch leerboek.
Met de opkomst van GIS en het ontstaan van
speciale tijdschriften voor die nieuwe beroepsgroep
van GIS-technici heb ik veel discussies met betrok
ken redacteuren, zoals van het International Journal
for GIS. Over hun streven allemaal problemen aan te
snijden die we in de kartografie eigenlijk al op een
bevredigende manier hadden opgelost, of waar we
best practices voor hadden ontwikkeld: moest men
die nu opnieuw voor GIS-technici beschrijven of kon
men volstaan met naar de kartografische literatuur
te verwijzen. Ik geef de voorkeur aan dat laatste.
Maar dan moet men die kartografische literatuur
wel makkelijk kunnen vinden, en daarvoor komen
we dus nu uit bij de huidige GIN-website.
De geodetische vakliteratuur is al langer digitaal
ontsloten. Het is een vakgebied waar grote
instanties, zoals de gemeente Amsterdam, op
opereren, en die hebben een jaar of vijf geleden
het digitaliseren van de tijdschriften als 'Geodesia'
en 'Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde'
gefinancierd. Die bestanden zijn via de website van
De Hollandse Cirkel, de vereniging voor de geschie
denis van de geodesie, toegankelijk. Voor de
kartografie bestond zo'n mecenas niet, en het digi
taliseren van de kartografische tijdschriften dat nu
gerealiseerd is, is door de leden van de voormalige