asproductie en potentie g in Afrika THEMA 2018-4 I Geo-Info 53 4^ Figuur 1 - Beschrijving uiteenlopende fysische omstandigheden per rastercel. Omstandigheden bepalen opbrengst De regenval in Afrika loopt uiteen van droog (<300 mm/jaar) tot nat (>1.500 mm/jaar). Ter vergelijking: de neerslag in Nederland bedraagt ongeveer 850 mm/jaar. Deze verschillen in neerslag bepalen voor een belangrijk deel de mogelijkheden om gewas sen te produceren. Dit komt doordat in het huidige Afrika irrigatie van gewassen over het algemeen weinig voorkomt. In combinatie met de relatief hoge temperaturen zijn er grote gebieden waar geen gewassen groeien, bijvoorbeeld de Sahara in het noorden en de Kalahari woestijn in het zuiden. Daarnaast zijn de omstandigheden in het midden van Afrika gedurende het hele jaar gunstig en kun je daar bijvoorbeeld drie gewassen per jaar telen. De gebruikte bodemkaart laat een onregel matig patroon zien van bodemeigenschap pen die op relatief korte afstand van elkaar kunnen verschillen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de bodemdiepte en het vermogen van de bodem om water vast te houden. Beide eigenschappen zijn belangrijk voor gewassen, omdat ze -naast regenval- van grote invloed zijn op de hoeveelheid water dat voor een gewas beschikbaar is. Toch lijkt de invloed van deze bodemeigenschappen op de gewaspro ductie voor heel Afrika relatief klein. Dit kan deels verklaard worden door de geringe oppervlakte van ongunstige bodemeigen schappen, zoals bijvoorbeeld een diepte van minder dan 25 cm of een opslagvermogen voor water van minder dan 50 mm per meter bodem. Anderzijds wordt in delen van Afrika het negatieve effect van dergelijke bodemei genschappen op de gewasgroei verminderd door hoge en vooral frequente regenval. Met het gebruikte bodem-gewasmodel werd eerst vastgesteld hoeveel gewascycli er per jaar mogelijk zijn bij regenafhankelijke land bouw. Dit aantal werd bepaald voor iedere rastercel met behulp van klimaat-, bodem- en gewaseigenschappen (celgrootte: ca. 80 km2). Hierbij werd afhankelijk van de breedtegraad gekozen voor zomertarwe (in het noorden en zuiden) of korrelmaïs (in het midden). De ruimtelijke variatie in het aantal gewascycli bleek vooral afhankelijk van de hoeveelheid neerslag in Afrika. In het midden (tropisch regenwoud) zijn drie cycli per jaar mogelijk en dit aantal loopt terug naar nul richting zowel het noorden als het zuiden. Daarnaast is het model ook gebruikt om voor alle rastercellen de potentiële gewasproductie te berekenen van iedere gewascyclus. Verschillen in de opbrengsten per cyclus hangen samen met de ruimtelijke variatie in zowel klimaat- als bodemeigenschappen. Door over een heel jaar te sommeren werd een potentiële opbrengstkaart gegenereerd (zie figuur 2). De uitkomsten van de berekeningen zijn vergeleken met gemiddelde waarden uit de landbouwstatistiek voor Afrika. Hiervoor werd eerst een kaart met het akkerlandareaal over de kaart met de berekende regenafhankelijke opbrengsten gelegd. Beide kaarten hadden dezelfde resolutie. Het akkerlandareaal per cel e.g. crop growth mo- groundwater model. Country River basin Global Continental Different databases with information at grid oef I level on weather, soils, land use and socio-economic characteristics. These data are used in models e.g. for crop growth and ground water flows) and calculated results form new layers of grid cell information. crop growth model. elc.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2018 | | pagina 55