Jeukjargon
C
Roelof Keppel Jttt
Van de bestuurstafel
2018-4 I Geo-Info 63
Toen we een paar maanden geleden bedachten eens wat vaker een bericht
vanuit de stoffige bestuursburelen met onze lezers te willen delen, merkten
we al heel snel dat ieder daar op zijn eigen, wijze invulling aan geeft. De een
doet dat door aandacht op zijn drukke leven te vestigen, de ander door
vanonder een oriëntaalse sterrenhemel eens wat te mijmeren over de
positie van deze boeiende vakvereniging GIN. Nu is het mijn beurt. Ik wil u
graag meenemen in het soms ondoorgrondelijke jeukjargon waarmee we
onszelf onderling nog aardig verstaanbaar kunnen maken, maar waarbij
een grote buitenwereld al snel afhaakt. Je zou jezelf dan de vraag kunnen
stellen: zijn we als GIN-bestuur ook behept met deze beperking?
Who wants yesterday's papers?
Een paar edities van GeoBuzz geleden liep het bestuur van GIN als
verlichte reclamezuilen over de beursvloer. We waren, en zijn, zichtbaar en
benaderbaar. Gekscherend heeft een oud-columnist van dit blad - ook
werkzaam in het werkveld en niet meer een van de jongsten - ons wel
eens 'oude geomannetjes' genoemd (Geo-Info 2013-04). Die geuzennaam
zal nog wel enige tijd aan ons blijven kleven. En toch: sindsdien is er wel het
een en ander gebeurd. Er is ingezet op vernieuwing, er is gericht gezocht
naar bijdragen van 'young professionals' en vrouwen, zowel in blad als
in organisatie. Er is ruimte geboden aan wederzijdse belangstelling voor
ontwikkelingen buiten de traditionele begrenzingen van ons vakgebied (dit
themanummer kan daarbij als voorbeeld dienen). Steeds minder aandacht
voor 'koperen meetinstrumenten, historische vergeelde kaarten, oude
mannetjes die over vroeger praten. Daar zijn andere platforms veel beter
geschikt voor!
Met het oog op morgen
Even terug naar de vraag. 'Heeft het GIN-bestuur ook last van jeukjargon?'
Volmondig 'ja' wanneer we in de hectiek van alledag te maken krijgen
met allerlei crossbordersessions, whitepapers, scrum-sessies, certification,
community-managers, agile-events en wat dies meer zij'. Daarin moeten we
de weg vinden en keuzes maken. En tegelijkertijd ook met volle mond: 'nee,
omdat ik denk dat we een vaste koers varen: gericht op duurzame verbin
dingen en kennisdeling in ons vakgebied. We waaien niet met alle winden
mee. We hebben ingezet op versteviging van het nationale netwerk van
onderwijsinstellingen, overheden en bedrijfsleven (de gouden driehoek) en
pogen deze verworvenheden te delen met een internationaal gezelschap.
Dat doen we in CLGE- en FIG-verband. De netwerken zijn aangelegd.
Voor de komende tijd zullen deze - met volstrekt moderne middelen en
geheel geodetisch verantwoord - verdicht worden. Daarvoor hebben wij,
evenals u, de humbug buzztalk niet nodig. Wij kiezen graag voor taal die
begrepen wordt en die niet al te vluchtig is.
Nieuw!
Dan zou het zo maar kunnen gebeuren dat u binnenkort op de GIN-site of
in een volgende editie van Geo-Info kunt lezen over een agile crossborder-
session met onze zuiderburen, waarin certificatie (géomètres experts) pas
kan slagen wanneer er zwaar wordt ingezet op internationaal community-
management. Oftewel: helemaal ontkomen aan jeukjargon zal ook ons
niet lukken. Wanneer ik terugkijk naar de bewegingen die zijn ingezet,
deels volgend en deels geïnitieerd vanaf de GIN-bestuurstafel, dan dringt
zich het volgende beeld op. Het GIN-bestuur bestaat stuk voor stuk uit
professionals die midden in de maatschappij staan. Jong en oud, man en
vrouw. Een vervormde afspiegeling van het werkveld? We zijn op de goede
weg, er worden meters gemaakt, er zijn netwerken en er moet worden
doorgebouwd. Ik wil daar graag een oproep aan vastknopen. Er is dringend
behoefte aan uitbreiding van het bestuur. Voor het verder uitbouwen van
de internationale betrekkingen, het bestuurssecretariaat. En op termijn een
nieuwe bestuursvoorzitter. Wie wil daar nu niet aan deelnemen? En om - in
weerwil van de bestaande sentimenten daarover - het bestaande imago
drastisch te veranderen, roep ik vooral vrouwen en jongeren op om hierin
een rol van betekenis te gaan spelen.