bouwen fanalyse Posits Locatie Figuur 2 - Positioneren als het vinden van coördinaten, lokaliseren als het vinden van een betekenisvolle plaats en navigeren als het bewegen naar een vastgesteld doel. Geometrie Topologie Semantiek Figuur 3 - De drie structuren die samen de binnenruimte volledig kunnen representeren: Geometrie, Topologie en Semantiek. 2019-3 I Geo-Info 33 Navigatie voor navigatie kan dienen, is het de locatie informatie die een gebruiker in staat stelt een weloverwogen beslissing te maken voor het vastleggen van een nieuw navigatiedoel. Stap 1: indoor positioneren Voor het vinden van een positie in de bin nenruimte is een breed scala aan systemen ontworpen [3]. Vele hiervan zijn afhankelijk van een netwerk wat speciaal hiervoor aangebracht moet worden binnen een gebouw. Om indoor positionering eenvoudig toegankelijk te maken voor iedere mogelijke gebruiker moet het kunnen functioneren op een smartphone, op basis van aanwezige systemen. Een veelbelovend systeem als onderligger voor indoor applicaties is Simultane Lokalisatie en Mapping (SLAM), ontwikkeld in de mobiele robotica [4][6]. SLAM bepaalt de positie van een apparaat relatief aan een model van de directe omgeving, die gelijk met de positie wordt berekend en opgeslagen. Door deze omgeving vast te leggen - op basis van de input uit zoveel mogelijk verschillende sensoren die in het mobiele apparaat geïntegreerd zijn - kan in beweging de huidige positie constant op betrouwbare wijze worden geüpdatet. Het model wat dan van de binnenruimte gemaakt is, kan worden opgeslagen als mesh-model, waarin de reeks aan betreden posities ook is opgeslagen. Het is in deze context belangrijk te melden dat de correcte afkoring voor deze methode SPAM (dus: positioneren) zou moeten zijn. Hettoekennen van betekenisvolle informatie (dus: locatie) wordt pas hierna gemaakt. Stap 2: referentiemodel Vervolgens moet er een referentiemodel gedefinieerd worden, die context geeft aan de bepaalde positie. Een verrijkende context is te zien als de structuur die beschrijft hoe data worden ingewonnen, opgeslagen, geïnterpre teerd en gebruikt [7]. Hoe deze betekenisvolle context beschreven wordt, is afhankelijk van de definitie van binnenruimte waar vanuit gedacht wordt. Aangezien deze een verbinding tussen de kwantitatieve positie en kwalitatieve locatie moet vormen, moet de definitie zowel de wis kundige als de conceptuele complexiteit van de binnenruimte kunnen omvatten. Deze kan omvat worden in geometrie, topologie en semantiek [8]. De geometrische plaats kan worden gemodelleerd als positie coördinaten in euclidische ruimte. Een topologische struc tuur kan gebruikt worden om verbindingen en grenzen tussen onderliggende delen vast te leggen in een graaf. De 'semantische' functie van ieder element kan vervolgens worden toegevoegd als set aan attributen. Met het SLAM-proces is een model van de binnenruimte gevormd - deze bevat alleen geometrie en topologie. De semantiek moet dus opgehaald worden uit een referentie model die hieraan te verbinden is. Een Bouw Informatie Model (BIM) wordt algemeen geaccepteerd als een solide manier om de bin nenruimte te representeren. Het model omvat de mogelijkheid om geometrie, topologie en semantiek op te slaan en om aanvullende informatie aan de losse elementen toe te kennen [8][6]. Stap 3: transformatie Op basis van een positie relatief aan de binnenruimte en een semantisch correct refe rentiemodel kan de gevonden positie worden getransformeerd naar een locatie. Dit betekent dat er een gemeenschappelijke referentie gevonden moet worden die het verband kan leggen tussen enerzijds het mesh-model dat met het SLAM-proces gevormd is, en ander zijds het BIM-referentiemodel. Dit kan door de onderliggende topologische structuur uit beide modellen te halen. Door een concep tuele graaf te vormen uit beide modellen, kan een knooppunt uit de graaf dienen als referentiepunt. Door de vorming van deze graaf te baseren op hetzelfde concept, kunnen geometrisch gezien volledig verschillende modellen toch zeer overeenstemmende gra- fen gehaald worden. Dit is vergelijkbaar met het idee dat een metronetwerk getekend kan worden op basis een moderne digitale kaart, maar ook op basis van een historische plat tegrond. De vorm en notitiewijze van beide achtergrondkaarten zal anders zijn, maar het resulterende netwerk (nagenoeg) hetzelfde. Het proces in figuur 1 geeft weer hoe in een ontwikkelde 'proof of concept' kamers V I I I

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2019 | | pagina 35