ormaties THEMA 2020-3 Geo-lnfo 41 gemeten en de coördinaten worden berekend ten opzichte van dezelfde rekenbasis.-als voor de nulmeting is gebruikt. De rekenbasis moet uit stabiele punten bestaan. De coördinaten worden in een tabel gezet en de verschillen berekend, zie afbeelding i met niet de eerste maar de negende herhalingsmeting. Als een of meer verschillen een bepaalde tole rantie overschrijden is de conclusie dat er een deformatie is. Welke punten a.an de-deformatie onderhevig zijn en hoe groot de deformaties zijn, is lastig te bepalen. Dit kómt vooral doordat de berekende coördinaatverschillen anders worden, als een andere rekenbasis wordt gebruikt. Om dit op te: lossen wordt naar stabiele punten gezocht, waarop via een aansluitingsvereffening Wordt aangesloten. Vaak worden strenge eisen gesteld aan de vereffening en toetsing van de individuele epochen, gebaseerd op de statistische metho den van de Delftse school in de geodesie (van Daalen, 1985). Maar bij de vergelijking van de hoogten of coördinaten van verschil lendeepochen ontbreken meestal statistisch gefundeerde eisen. De eisen beperken zich tot vaste getalswaarden, de toleranties,Ook wórdt in het algemeen geen gebruikgemaakt van de standaardafwijkingen van de coördinaten en de correlaties daartussen. De correlatie is een getal tussen min één en plus één die de statistische afhankelijkheid beschrijft, Door eerdere vereffeningsbetekeningen, waarvan de coördinaten het resultaat zijn, zijn de coör dinaten meestal sterk gecorreleerd. De meeste vereffeningsprogramma's kunnen covarian- tiernatrices berekenen, waaruit de correlaties kunnen1 worden bepaald. Nadelen Dé methode kent enkele nadelen. Ten eerste zijn de berekende hoogteverschillen of coördinaatverschillen niet invariant voor de rekenbasis. De invloed daarvanop berekende verschillen is zodanig groot, dat de eigenlijke deformaties dreigen onder te sneeuwen en soms onontdekt blijven. Het maken van vectorkaartjes kan daardoor een verkeerd beeld van de deformaties geven (Xu, Shimada, Fuji &Tanaka, 2000). Ten tweede worden de covariantiematrices van de coördinaten in de verschillende epochen niet meegenomen. Daardoor is de toetsing minder scherp dan mogelijk zou zijn. Het gevolg is, dat berekende verschillen in hoogten of coördinaten worden gezien als deformaties zonder de mogelijk heid te onderscheiden tussen deformatie enerzijdseii meefruis en andere ruis ander zijds. Ten derde is de analyse puntgericht. Dat betekent dat de methode verschillen van individuele punten beoordeelt De vorm en grootte van het puntenveld worden niet beoordeeld, terwijl dat toch de kern is van een deformatieanalyse (deformatie vervorming, misvorming volgens Van Dale). Om de vorm van een tweedimensionaal puntenveld te kunnen beoordelen zijn minimaal drie punten nodig (een driehoek). Immers van twee driehoeken kunnen we bepalen, of ze conform zijn (conform van gelijke vorm). Dat kan niet met twee lijnstukken of met twee punten. Vooreen puntenveld met driedimensionale coördinaten zijn minimaal vier punten nodig (een viervlakof tetraëder). In de volgende paragraaf worden methoden behandeld die de vergelijking van hoogten of coördinaten van twee of meer epochen wel aan,een statistische toets onderwerpen en wordt de nieuwe methode voorgesteld. 2 - Deformatieanalyse door statistisch toetsen Hannover en Delft In de zeventigerjaren van de vorige eeuw zijn de eerste methoden ontwikkeld voor geodetische deformatieanalyse die zich niet beperkten tot het vergelijken van hoogten of coördinaten, maar een strenge statistische toetsing nastreefden. In Hannover ontwik kelde Ftelzer een methode dis veel navolging heeft gevonden en waarvan verschillende varianten zijn ontstaan (Caspary, 2000; Nie- meier, 1979; Pelzer, 1971). In Delft ontwikkelde Van Mierlo een methode voor deformatieana- lyse gebaseerd op de ideeën van Baarda over vereffening en statistisch toetsen (Van Mierlo, 1978). Hierop gingen in de negentiger jaren medewerkers van de TIJ Delft verder ten behoeve van de deformatieanalyses van het Groninger gasveld (de Heus, Joosten, Martens Verhoef, 1994). Voor-dezelfde doelstelling bouwden Kenselaar&Quadvlieg (2001) de modellen verder uit. Houtenbos, gepen sioneerd bij Shell en NAM, bouwde een analysesysteem in MATLAB en schreef een handleiding over het door hem gehanteerde model, dat gebaseerd is op de Delftse school, en het Kalmanfrlter (Houtenbos, 2004). Kern van de methode van Pelzeren navolgers De methode van Piter - en diens navolgers - gébruikt in essentie dezelfde methode als in paragraaf 1 beschreven met een belangrijke aanvulling. Nu worden wel de covariantiematrices van de hoogten of coördinaten meegenomën bij hét vergelijken van coördinaten. De verschillen in hoogten of coördinaten worden nietvgrgeleken met een vaste toierantiewaarde. In plaats daarvan worden toetsingsgrootheden afgeleid dié invariant zijn voor de rekenbasis en die worden getoetst tegen kritieke waarden die uit statis tische kansverdelingen volgen. Wel blijft de puntgerichte aanpak, wat blijkt uit het zoeken naar deformaties door per punt te toetsen of die verschoven is. Een toepassing van deze methode is te vinden in het vrij op Internet te verkrijgen computerprogramma JAG3D (202o). Ook verschillende andere Duitse programma's passen de methode toe. Kern van de Delftse aanpak Voor het statistisch toetsen van déförmatie- metingen heeft Van Mierlo onafhankelijk van Pelzereen methode-ontwikkeld. Daarbij volgt Van Mierlo een puntgerichte aanpak, gebruikt covariantiefnatrices en past de toetsings- en kwaliteitsbeschrijvingstheorieën van Baarda toe. De latere Delftse ontwikkelingen betreffen het schatten van deformatiebewegingen gedurende vele epochen voor afzonderlijke punten. Hanssen en zijn groep zetten de Delftse traditie voort en passen dié specifiek toe op analysemodellen vöófjnterferömetrischë radar met kunstmatige lensopening (InSAR) (Chang Hanssen, 2016). Daar worden de statistische toetsen ten behoeve van deformatieanalyses i n dI nSAR- p rog ra mmatu u r g eïnteg reerd Ook voor de analyse van waterpasmetingen worden nieuwe methoden ontwikkeld die invariant zijn voorde rekenbasis en de integra tie met InSAR-metingen mogelijk makph. 3 - Nieuwe methode Methodën die worden toegepast voor geo detische deformatieanalyse verschillen tussen binnen- en buitenland, tussen verschillende beroepspraktijken en met het wetenschap-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2020 | | pagina 43