Tropische wateren in kaart: de Nederlandse hydrografische kar organisatie van de tering in de 19e eeuw v fu-: H K 1 1 j I f ffiwfc-lSo «S, fr- In de achttiende eeuw, toen nationale hydrografische diensten in de centraal bestuurde staten Frankrijk en Groot-Brittannië nieuwe kaarttechnieken ontwikkelden, nam het overwicht van Nederlandse uitgevers bij de productie van wereldwijde zeekaarten, met name door de firma Van Keulen, af. In een poging bij te blijven, richtten de Nederlandse autoriteiten in 1787 een 'Commissie tot de Zaaken, het bepalen der lengte op zee en de verbetering der zeekaarten betreffende' op, die voortaan marineofficieren verantwoordelijk stelde voor de inhoud van de Nederlandse zeekaarten in plaats van de VOC of de firma Van Keulen. De commerciële productie en verspreiding van de zeekaarten bleef voorlopig echter in handen van de firma Van Keulen. V"r t S 0~ i 1* b V. :,"T JÊ y-'A - - r i- y z - r Jr 4 l-P: - r"t/ r," S T K X I- -0-- -t tilvt V 1 J 11 0 i- A A j) -■/ V \)Y, ua~vV- of uk V Kind/Kit lAVA ff V i^rt Jf: AlJ1 If u 38 Geo-Info 2021-1 2021-1 Geo-Info 39 Door Ferjan Ormeling Pas vanaf 1815 gaf de Nederlandse marine in het nieuw gecentraliseerde Koninkrijk der Nederlanden opdracht tot het systematisch in kaart brengen van de Nederlandse kust en zeegaten. Het eerste resultaat daarvan was de 'Hydrographische kaart van de Texel Stroom' (zie figuur 1) uit 1816 van J.C. Rijk die later (1843-1849) zijn land zou dienen als minister van Marine. Het was de eerste gedrukte Nederlandse zeekaart, gebaseerd op kusttriangulatie, die ook een systeem van dieptelijnen liet zien (deze nieuwe methode moest nog wel in de marge worden uitgelegd aan de kaartgebruikers [1]). De Texel Stroom, oftewel het Marsdiep, vormde de belangrijkste verbinding tussen de haven van Amsterdam en de volle zee, dus was het logisch dat deze passage als eerste in kaart werd gebracht; in 1825 produceerde J.C. Rijk een soortgelijke kaart van de monding van de Schelde, die toegang gaf tot de toenmalige tweede haven in het Koninkrijk, Antwerpen. Dus was de situ atie zo, dat marineschepen de thuiswateren karteerden en dat de daaruit resulterende zeekaarten meestal gepubliceerd werden door de firma Van Keulen. De bij de opname gebruikte methoden waren gedeeltelijk gebaseerd op de Méthodes pour la levée et la construction des cartes et plans hydrographiques, een leerboek dat in 1808 geschreven was door de Franse hydrograaf Charles-Francois Beautemps-Beaupré [2]. Eigenlijk is de eerste kaart van de Nederlandse kusten en zeegaten op basis van deze metho den afkomstig uit Frankrijk, want van 1799 tot 1806 verrichtte Beautemps-Beaupré een hydrografische opname van de kusten van Zeeland en Zuid-Holland. Maar de resulte rende zeekaart werd pas in 1817 gepubliceerd als Carte reduite des cötes des Pays-Bas depuis Ostende jusqu'a Hellevoetssluis. Oost-Indië In de Oost-Indische wateren produceerden leerlingen en personeel van de Marine en Militaire Academie in Semarang (Java), met Jan Theunis Busscher (ca. 1773-1846) als voornaamste vertegenwoordiger, van 1782 tot 1812 zo'n 90 manuscriptkaarten (zie figuur 2) die de gehele archipel bestreken, waardoor de 18e-eeuwse kaarten van de VOC werden geactualiseerd. Vanaf 1816 bevestigde Nederland opnieuw zijn soevereiniteit over de Oost-Indische archipel, na het Britse interregnum (1811-1816), en in 1821 werd onder gouverneur-generaal :-V" 'i J - >1 - Lpiik. |l l"c Vj - J 1 - jJT «"ta m 'r v cf- j t\ tb -• w NUK-VH.v KAMI'ANU JV - I-.IMU.H Aid Figuur 2. Zeekaart door J.T. Busscher van het eiland Nusa Kambangan aan de zuidkust van Java. Nationaal Archief: HaNa_4.MIKO_93 Van der Capellen een 'Commissie tot verbe tering van Indische zeekaarten' opgericht in Batavia. Die commissie moest het uitvoeren van opnames bevorderen en tevens fungeren als een clearing house voor alle hydrografische informatie. In de kolonie was een koloniale (militaire) marine ontstaan, waaraan enkele schepen van de Nederlandse Marine als hulpsquadron waren toegevoegd, en beide kregen opnametaken. Maar door geldgebrek vanwege de Java-oorlog en de oorlog met België, het opheffen van de koloniale marine en de tijdelijke opheffing van 1834 tot 1838 van de Commissie voor de Verbetering, begon het systematisch in kaart brengen van de Oost- Indische wateren door de Nederlandse marine pas echt in 1858. Vóór die datum werden alleen de belangrijkste scheepvaartroutes door de archipel gedeeltelijk in kaart gebracht [3]. Zo was de noordkust van Java opgeno men in de jaren 1830, de vaarroutes tussen Sumatra en Borneo werden in de jaren 1840 in kaart gebracht en delen van de westkust van Sumatra in de jaren 1850. De belangrijkste Nederlandse hydrografen die deze opnames uitvoerden, waren P. Melvill van Carnbee (1854) [4] en H.D.A. Smits. Beiden produceerden zeemansgidsen en zeekaarten, en Melvill vervaardigde ook een atlas van de archipel. I lydrpgrafisehe tol liet jEijir IW4 Figuur 1. Detail van de zeekaart van het Marsgat uit 1816, opgenomen door J.C. Rijk. Het is de eerste Nederlandse zeekaart vervaardigd na de Franse tijd. Noord-Hollands Archief NL-HlmNHA_56o_i706.tjp Figuur 3. Tot 1904 door de Koninklijke Nederlandse Marine opgenomen wateren in de Indische archipel Het feit dat Britse en Franse opnamevaartui gen toestemming vroegen om karteringen uit te voeren in de archipel [5], zette de koloniale autoriteiten ertoe aan meer middelen beschik baar te stellen voor de marine en in 1858 werd een van de marineschepen, H.M. schoener Pylades, aangewezen voor hydrografische taken en werd er een opname-schema vast gesteld. Deze brigantijn Pylades heeft aan het begin gestaan van een ononderbroken reeks hiervoor speciaal uitgeruste opnameschepen van de Koninklijke Nederlandse Marine, die geleidelijk de hele archipel opnieuw in kaart zouden brengen [6]. Straat Bangka, Straat Riau en de westkust van Borneo werden in de jaren 1860 in kaart gebracht. In de jaren 1870 werden enkele havens aan de kusten van Noord-Suma- tra gekarteerd (vanwege de Atjeh-oorlog), evenals de westelijke Kleine Soenda-eilanden, in de jaren 1880 kwamen de zuidkust van Borneo en de westkust van Celebes aan de beurt. In de jaren 1890 maakte de ontwikke ling van de landbouw in Deli meer gedetail leerde kaarten van de oostkust van Sumatra noodzakelijk. Ondanks al deze inspanningen ontbraken tegen het einde van de 19e eeuw gedetailleerde kaarten van de zuidkust van Java, de oostelijke Kleine Soenda-eilanden, de eilanden ten noorden van Celebes, de Molukken en de noord- en zuidwestkust van Nieuw-Guinea (zie figuur 3). Op instigatie van de Commissie tot verbe tering van Indische zeekaarten werden de opnames uitgevoerd door officieren van de Nederlandse Marine, en na 1861 ook door officieren van de Gouvernementsmarine, een koloniale overheidstak bedoeld voor het vervoer van ambtenaren van en naar de buitengebieden. In 1823 werd in Batavia een depot voor hydrografische kaarten opgericht, verbonden aan de Commissie. Dit depot evolueerde gaandeweg tot het karterings- bureau van de Commissie; in 1860 werd het door het reorganisatiebesluit van 9 december 1859 officieel het Hydrografisch Bureau van de Nederlandse Marine. 1e luitenant A.C.J. Edeling, die in 1857 beheerder werd van het kaartendepot, werd drie jaar later benoemd tot hoofd van dit Hydrografisch Bureau in de nieuwe organisatie. Hij zou als zodanig bijna 40 jaar aanblijven.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2021 | | pagina 21