m
40
Geo-Info I 2021-1
|hi w»
2021-1
Geo-Info
41
4-1
12-b
Figuur 4. Overzicht van de in de periode 1816-1868 van Nederland geproduceerde
zeekaarten (Koeman, 1985)
Het was aanvankelijk gebruikelijk, dat de
Commissie haar kaarten naar het moederland
stuurde voor reproductie en publicatie, maar
vanaf de jaren 1830 kwamen er ook lithografi
sche drukfaciliteiten beschikbaar in Batavia en
die werden ook toegepast voor de reproductie
van kaarten. Aanvankelijk konden alleen afdruk
ken op klein formaat (zeg A3) worden geprodu
ceerd, maar geleidelijk konden ook conventio
nele zeekaartformaten worden verwerkt. In 1847
werd de eerste zeemansgids (de Zeemans-gids
voor straat Banka en Gaspar door H.D.A. Smits)
geproduceerd en gedrukt in Batavia, zodat de
informatie die deze gids bevatte twee jaar eer
der voor publicatie gereed kwam dan wanneer
de verwerking ervan in Nederland zou hebben
plaatsgevonden [7].
Het personeel van het (Indische) Hydrografisch
Bureau in Batavia bestond uit een chef, een
hem assisterende marineofficier als plaatsver
vangend chef, een tekenaar/lithograaf en zijn
assistenten. De plaatsvervangend chef trad ook
op als secretaris van de Commissie en had de
leiding over het hoofdkaartendepot in Batavia;
in de archipel werden bovendien 18 subde
pots opgericht, waar men zeekaarten van de
Indische wateren kon verkrijgen. Resumerende
kan men stellen dat er in Batavia een zelfstandig
hydrografisch bureau van de Nederlandse
marine was gevestigd dat, met een eigen
opnameschip, zeekaarten en zeemansgidsen
voor de Indische wateren kon leveren.
In het moederland
In Nederland bleef het marinepersoneel in de
tussentijd de steeds van loop veranderende
zeegaten karteren, hetgeen resulteerde in
16 kaartbladen (zie figuur 4) geproduceerd
in de periode 1816-1868, meestal op schaal 1:
30.000 tot 1: 50.000, waarvan elke vier tot vijf
jaar nieuwe edities uitkwamen [1]. Geleidelijk
werden, naast de firma Van Keulen, meer
drukkers bij de publicatie van deze zeekaarten
betrokken. Sinds 1848 konden de geprodu
ceerde kaarten ook rechtstreeks bij de Marine
in Den Haag worden verkregen, waardoor de
inrichting van een kaartendepot noodzakelijk
werd.
De officier die belast was met het in kaart
brengen van de thuiswateren werd in 1861
benoemd tot Chef der Hydrographie der
Nederlandsche zeegaten - en met de erken
ning van deze positie zou, in combinatie met
het kaartendepot, geleidelijk in het volgend
decennium de kern van een hydrografisch
bureau voor de thuiswateren ontstaan.
Oost-Indië 1862-1894: de strijd
voor onafhankelijkheid van het Hydro
grafisch Bureau van Batavia
Ondertussen werd in Batavia in 1862 een
Geografische Dienst opgericht binnen het
departement van de Marine, belast met
astronomische positionering: sinds 1851 was
al een geografisch ingenieur, S.H. de Lange,
gedetacheerd bij de Commissie tot verbete
ring der Indische zeekaarten, voor het bepalen
van astronomische posities, na hiervoor opge
leid te zijn aan de Universiteits-sterrewacht
in Leiden. Na diens overlijden werd hij in 1857
vervangen door de hoogleraar astronomie
aan de Universiteit Utrecht, Jean Oudemans,
wiens belangrijkste wapenfeit de triangulatie
van Java zou worden. In 1867 werd de Com
missie ontbonden omdat ze overbodig was
geworden. In 1864 was het Hydrografisch
bureau na een reorganisatie al omgevormd
tot een afdeling van het Marine-departement
in Batavia. De laatste actie van de Commis
sie betrof de publicatie van een eindrapport
waarin de resultaten van het Hydrografisch
bureau als teleurstellend werden omschre
ven, vanwege het gebrek aan mankracht
en slechte drukfaciliteiten. Dit ongunstige
rapport is mede aanleiding geweest voor
het voorstel (voor het eerst geuit in het voor
het Parlement bestemde Koloniale Verslag
van 1867) om het Hydrografisch bureau van
Batavia naar Nederland over te brengen, en
wel om financiële en technische redenen: het
drukken in het moederland zou goedkoper
zijn en bovendien waren er in Batavia geen
kopergraveurs te vinden. De kosten van de
te verwachten vertragingen bij de communi
catie van hydrografische informatie werden
in de overwegingen niet meegenomen.
Deze voorgestelde verhuizing was niet erg
populair in marinekringen, en pas in 1871/72,
net toen bureauchef Edeling op verlengd
verlof in Nederland vertoefde, werd een eerste
deel van het archief via het pas geopende
Suezkanaal naar Nederland verscheept, de
rest arriveerde in 1873. De plaatsvervangend
hoofdluitenant J.T.F. Bruyn van het Indische
bureau was het meest uitgesproken geweest
in zijn protesten tegen het overdrachtsbesluit
en werd daarom publiekelijk bekritiseerd door
de minister van Marine [6]. Bruyn werd op
wachtgeld gezet toen hij in 1874 terugkeerde
naar Nederland, na verantwoordelijk te zijn
geweest voor het veilige transport van de
lithografische stenen. Tien jaar eerder (1863)
was hij nog eervol vermeld vanwege zijn
dappere gedrag tijdens een zeeslag in de
Straat van Shimonoseki in de Japanse wateren,
dienend onder de Nederlandse schout bij
nacht De Casembroot.
De extra taken op het bureau van de Chef der
Hydrographie der Nederlandsche zeegaten
leidden in 1874 tot de formele oprichting van
een Hydrografisch Bureau in Den Haag, als 5e
afdeling van het ministerie van Marine. Maar
al kort daarna, (omdat men onvoldoende
steun kreeg om de kaartproductie voor de
Oost-Indische wateren adequaat voort te
zetten) klaagt het Koloniale Verslag uit 1874 dat
de overdracht nadelig was geweest voor de
veiligheid op zee, en in de koloniale begroting
voor 1876 werd al weer een post opgenomen
voor de financiering van de wederopstanding
van het Hydrografische bureau in Batavia. Alle
■.h-.jrr Udllt BUttMUhg '1 Es
irai U tHfH 'hfl HLllrJ i V >u|
lm bi hlh ng f Jifiuui i,"..
<'U-l 4l ]j|. Jl t gillij, Jï, folfclUz T»u
fruhcl Tig kn h 1 ipili 1 h barnq
I» Kklnrt» igtil if nnüiijffij mil rtk 'IVtrdfg
Ai itlml m trmivdiiiH mul Ent Lukog.ur
fr. 1- ril. An 11 tint-Lil ïnjf rt. I
V'imIe.iJk. ii_, mrhiH HlwmriJe, tmluvjili
FnHBUl, TnEgnlrlf! |l> pil 1(1
i t!M. op it* fatrtldmiop w f MOD
1 J'«", BÉK ichl ftJ Hf Uj I like TEffcwfÏB El n
'0,— '1 taidi ill, Uit e«n mivmuc
- f 14*80 'tjitii
AtiiHtil, np
«tn beminT,„ f eor.D
JMti, ir U m. tinjmrl os
tein n rlnnifïtjju FBO.—
I Ü-MllJg, ID4 UUHTÜUH!
TIC- r
ml tin
I 'i auadi, f i|
•fii "minium ma f 7H)0._
ladt-f, (jiTimr 1, q k a 1440Ü,
Ufih i.ilbp inirr
Tflii ltmlilu 4 Tnu f a(D0,
1 Jnn (tin Iweijvur-
'nbuöK Lejin I»
I I mui., 44D
tu r tm
vcoo.-
!ljwn luim ptnvg'ji'i
r'iÏL A^iilcinLilkgcui,
nj.rni hri'jïdii tti. I IfOO
"■j ill, mil I*™! twu*}»
njli- t i-ürApni'ii'iiDii Tin
f 10 'tauilt, ml m
miijnim "ih
#-r| Ij Tl* Ir ilit, n>p Aln Iji
CüSlfilIl! U Tl" f 1R0D. -
'1 jiirl, iiir.l lifts liEfji^l-
'n-Yiihr T'fJvsOjtl" S"B
|"Sf.—t *i rnuwJt. lal een
BÉ lUtwm tut, 1
iiM 1 Irak lit. op tti hu
>11 risen 'jun,
■ml uw LvT'jürliji ii'I.T
mtitptTim fir. r EO.
ttlimJi, t'il Bfl Ui X'411111
Vifi 1
di'-i üiiik tulmdnA*
IJmIirqiiT. Bp ut bti.'J.li-
drip Fa lil dirkt f[*iillin
'Tl, IrJlfT f f tO" h«TfldlfÏ4|f
i« f I Ho 'i juli -
I"M '.>ppnnri, iJrf np
tiu hnrjULiaïi-t uil r L 4 J
UT. ijl blijft Wi«ntU!lL
Ttiir llarktsjgald
TOuf itk'jjf- ft l«|nil"i
iotfüa- - 1
tnlul. j
14*00—
Ml.-
ja 110.
1808.p
too
b+u.—
JM. 1
*400.
IUU,
hoofd van het Hydrografisch Bureau, toen dat
bureau weer operationeel werd in Batavia,
en luitenant Bruyn het archief weer veilig (zij
het zonder de lithografische stenen) naar zijn
oorspronkelijke gebouwen had teruggebracht.
Toen Bruyn bij die wederopstanding weer als
plaatsvervangend hoofd van het bureau in
Batavia werd aanbevolen, werd dat geweigerd
door de minister, die zich alle luidruchtige
protesten van Bruyn herinnerde. Het duurde
zelfs tot eind 1878 voordat Bruyn weer in zijn
voormalige plaatsvervangend chef-functie
werd herbenoemd. Drie jaar later werd hij
benoemd tot inspecteur van de kustlicht- en
loodsdiensten. In 1882 werd hem om medi
sche redenen een verlengd verlof naar Europa
toegestaan, dat eindigde met zijn eervol
ontslag in 1885. De laatste keer dat we over
hem horen in Nederlandse kranten, is toen
hij in 1888 een reünie van zijn scheepsmaten
bijwoonde op de 25ste verjaardag van de slag
in de Shimonoseki-zeestraat.
Figuur 5. Samenstelling van het personeel van het Hydrografisch Bureau in Batavia in 1883 (Javabode
23-11-
twijfels over de juistheid van deze beslissing
werden weggenomen door de schipbreuk
met 129 slachtoffers van de koloniale civiele
marinestoomboot 'Luitenant-Generaal Kroe-
sen' in juni 1876, die een niet op de zeekaart
aangegeven onderzeese rots in Straat Soenda
raakte. Deze gebeurtenis resulteerde in luide
claims in de koloniale pers voor het onmiddel-
Aantai nieuwe edhies uon Nederlandse "iSe-eeuwse zeekaarten
1
trtuü lv Hi IV *1 W Hl Ju 'II 1WU 111
I'm fcniiii "UUaïM.SwKaüJ LZTl M Mmnt E-Vma 1 WiTÉmd
PrcdiLtcTiilcn uan 1$e-GGUw$c hjoa 1.-..nvJvu zeeïsaflgfi
Figuur 6. Aantal nieuwe edities en producenten van Nederlandse
zeekaarten in de 19e eeuw (per decade)
lijke heropnemen van Straat Soenda. Een van
de passagiers van de gezonken 'Kroesen' was
1e luitenant Edeling geweest, de voormalige
chef van het (Indische) Hydrografisch Bureau,
die terugkeerde van een inspectiereis naar
West-Sumatra om de havenfaciliteiten te
controleren die uiteindelijk de verscheping
van steenkool vanuit de Ombilin-mijnen ten
oosten van Padang zou
den moeten afhande
len. Edeling heeft deze
beproeving overleefd
en moet voortaan daar
door nog meer gemo
tiveerd zijn geweest
om de zeekaarten te
verbeteren. In 1872 was
hij, na zijn Europees
verlof, toen zijn functie
bij het Hydrografisch
Bureau werd opge
schort, afgevaardigd
naar de Minahassa in
Noord-Celebes om
daar de mogelijkheden
voor de koffiecultuur te
onderzoeken. Blijkbaar
hadden Nederlandse
marineofficieren veel
talenten, want hij publi
ceerde ook artikelen
over vogelsoorten.
Eindelijk werd hij in 1877
opnieuw benoemd tot
Het bureau bestond intussen uit een chef,
een adjunct-chef die ook verantwoordelijk
was voor het kaartendepot, een inheemse
assistent en enkele klerken. Onderdeel van het
terugkeer-besluit was geweest dat de kaarten
in het moederland gedrukt zouden (blijven)
worden (hoewel de Nederlandse pers hier
tegen protesteerde en beweerde dat dit de
winst van het terugbrengen van het bureau
naar Batavia grotendeels teniet zou doen),
dus werden aanvankelijk geen lithografen
toegevoegd aan het bureau Batavia, maar
dit veranderde in 1882, toen de lithografische
stenen die nog in Den Haag aanwezig waren,
weer werden verscheept (zie ook figuur 5). Dit
besluit was mede ingegeven door de praktijk
in het Britse rijk, waar in 1862 de Indiase
hydrografische dienst werd overgebracht naar
Londen, om in 1874 opnieuw naar Calcutta
te worden overgebracht. In 1877 werden ook
twee marineofficieren bij het bureau in Batavia
aangesteld, waarvan er een voor astronomi
sche plaatsbepalingen moest zorgen. In 1882
werden twee lithografen, een tekenaar en een
drukker aan het bureau toegevoegd. In 1883
werden behalve het stoomschip 'Hydrograaf'
ook twee schoeners voor hydrografische
doeleinden in gebruik genomen, en in 1891
werd een tweede stoomschip geselecteerd
voor hydrografische taken. Naast de Geologi
sche Dienst, het Kadaster en de Topografische
Dienst was het Hydrografisch Bureau de vierde
gespecialiseerde karteringsdienst in Batavia.
Dit versterkte zeker het wetenschappelijke
klimaat in de kolonie, maar deze ideale situatie
zou niet blijvend zijn.
In de jaren 1880 werd er campagne gevoerd