LoD2 voor alle 10 miljoen BAG panden in Nederland 3D-toepassingen gaan vaak gepaard met de wens om gebouwen met dakvormen te modelleren. Na jaren onderzoek en ontwikkeling hebben we in Delft een methode gerealiseerd die volledig automatisch dakvormen (LoD2) reconstrueert uit puntenwolken en 2D-pandpolygonen. Met deze methode hebben we 3D-modellen gegenereerd voor alle 10 miljoen BAG-panden in Nederland, de eerste open 3D-dataset op dit detailniveau. Niet alle toepassingen zijn gebaat bij dit detailniveau. Daarom reconstrueren we in hetzelfde proces ook andere detailniveaus. Het volledig automatisch proces zorgt ook in de toekomst voor consistentie als nieuwe modellen worden geconstrueerd met actuele input-data. Bovendien monitoren we verschillende kwaliteitsparameters die gebruikers kunnen helpen bij de juiste toepassing van de data. 8 Geo-Info I 202i-i gebouw 202i-i 1 Geo-Info 1 9 Door Ravi Peters, Balazs Dukai, Stelios Vitalis, Jordi van Liempt en Jantien Stoter Gebouwen zijn prominente objecten in 3D-stadsmodellen. Gebouwmodellen kunnen op verschillende detailniveaus (Levels of Detail: LoDs) worden gemodelleerd. Het detailniveau van gebouwmodellen is enerzijds afhankelijk van inwinmethode en anderzijds van data- eisen voor een specifieke toepassing. Vaak wordt gedacht dat een hoger detail niveau beter is, omdat hogere LoDs de werkelijkheid beter lijken te representeren. Hogere detailniveaus zijn echter ook com plexer (en daarom duurder) om in te winnen en bij te houden. Bovendien leidt het gebruik van modellen op hogere detailniveaus in ruimtelijke analyse niet automatisch tot betere resultaten, terwijl te veel detail een negatieve (en soms zelfs desastreuze) invloed kan hebben op de runtime van analyses. Hierdoor is het soms beter te veel irrelevante details te vermijden. Zo zijn blokmodellen (LoDi) voldoende voor geluidssimulaties en schaduw- en windanalyses. Dakvormen (LoD2) zijn nodig voor bijvoorbeeld het bepalen van de potentie van zonnepanelen. En gebouw modellen met ramen en deuren (LoD3) zijn nodig voor het berekenen van warmteverlies voor energieberekeningen. Binnen elk LoD zijn weer verfijningen mogelijk. Onze nieuwe 3D BAG 2.0 service is een doorontwikkeling van de 3D BAG 1.0 die alleen de LoDi modellen genereerde en beschikbaar stelde, zie Geo-Info 5-2018. De nieuwe 2.0-ver- sie reconstrueert LoDi.2, LoDi.3 en LoD2.2 modellen uit BAG-panden en een puntenwolk (AHN3) in eenzelfde reconstructie-proces. Voor LoDi reconstrueert 3D BAG 2.0 twee detailniveaus: modellen die het resultaat zijn van het optrekken van de gehele BAG- polygoon (LoDi.2) en modellen waarbij de 2D-polygoon tot meerdere hoogtes worden opgetrokken wanneer een gebouw één of meerdere hoogtesprongen heeft (LoDi.3), zoals bij kerken met toren of huizen met aangebouwde schuur of garage. Beide model len zijn relatief eenvoudige representaties en daarom te gebruiken in toepassingen die gebaat zijn bij een lager detailniveau. Maar de LoDi.3 gebouwen zijn wel ingewikkelder om automatisch te reconstrueren, zoals we verderop zullen beschrijven. LoDi.0/2.0 en LoDi.i/2.i modellen zijn geba seerd op gegeneraliseerde pand-polygonen en vallen buiten onze scope. Evenals LoD3 modellen (met ramen en deuren) die handma tige bewerkingen vereisen. Hieronder beschrijven we de reconstructie methodes voor LoDi.2, LoDi.3 en LoD2.2, die we zowel in 3D als 2D (+hoogtes) leveren, zie Figuur 2. Al deze reconstructies maken gebruik van de opdeling van de BAG-polygoon in dakdelen en het selecteren van de juiste punten in dit proces. Daarom beschrijven we deze stap eerst. Opdelen van BAG-polygoon in dakdelen In dit proces (zie Figuur 3) wordt ieder BAG- polygoon opgedeeld door breuklijnen die worden gedetecteerd op basis van de dakvlak- ken. Deze dakvlakken worden afgeleid uit de puntenwolk als er minimaal i5 punten deel uitmaken van het vlak (Figuur 3.2). Uitgaande van een gemiddelde puntdichtheid van acht punten per vierkante meter in AHN3, komt dit overeen met dakvlakken van ongeveer mini maal twee vierkante meter. Punten die niet worden toegekend aan een vlak en punten die JUr '■Suf^aT''JJ Figuur i. Scheveningen in L0D2.2 met de3DBAG 2.0. BAG polygoon LoD2 Bovengrond Ondergrond Werkelijke pand 2 overgebleven vlakken in de finale opdeling noemen we 'dakdelen'. LoD2.2 De geïdentificeerde dakdelen worden in de LoD2.2 reconstructie opgetrokken vanaf het maaiveld tot een 3D-mesh (Figuur 3.6). De mesh bestaat uit drie typen vlakken: het grondvlak, de dakvlakken en de muurvlakken De hoogte van het grondvlak wordt, net als voor de andere detailniveaus, gebaseerd op het laagste punt rond het gebouw, berekend Figuur 2. Overzicht van de zes representaties van een BAG-pand in de nieuwe 3D BAG 2.0. op muurvlakken vallen worden verwijderd. Er worden twee type lijnen gedetecteerd: grenslijnen en snijlijnen (zie Figuur 3.3). De lijnen worden eerst nog rechtgetrokken, alvo rens ze gebruikt worden om het 2D BAG-pand op te delen. Ook ontdubbelen we de lijnen op basis van onderlinge afstand en oriëntatie. De lijn voor iedere nok in Figuur 3.3 wordt bijvoor beeld drie keer gedetecteerd: een keer als snijlijn en twee keer als grenslijn (voor ieder vlak apart). Met de overgebleven lijnen worden de BAG-polygonen opgeknipt tot een initiële opdeling (Figuur 3.4). Deze opdeling kan erg complex zijn doordat er veel kleine vlakken kunnen ontstaan uit de intersecties van de lijnen. Daarnaast is het in de praktijk vaak lastig om aan ieder vlak het juiste 3D-dakvlak toe te kennen wat nodig is om er uiteindelijk een 3D-model van te maken. Dit heeft onder andere te maken met occlusie-effecten in de puntenwolk. Onze oplossing hiervoor is het toepassen van een zogenaamde 'graph- cut' optimalisatieprocedure. Hierbij worden dakvlakken toegewezen aan de initiële opdeling, waarbij de totale fout met de input- puntenwolk en tegelijkertijd de totale lengte van de edges tussen vlakken van een ander dakvlak worden geminimaliseerd. Dat laatste zorgt ervoor dat de complexiteit (met andere woorden het aantal vertices en edges) zo klein mogelijk wordt gehouden. Het resultaat is de zogenaamde finale opdeling (Figuur 3.5). Dit is de optimale balans tussen een maximale nauwkeurigheid ten opzichte van de pun tenwolk en een minimale complexiteit. De Figuur 3. Het L0D2.2 reconstructieproces in zes stappen. i) BAG polygoon AHN3 maaiveld en gebouwpunten. 2) dakvlakdetectie. 3) lijndetectie. 4) lijnprojectie en -regularisatie (initiële opdeling). 5) finale opdeling na optimalisatie/toekennen dakvlakken; vergelijk kleuren met (2). 6) LoD2.2 3D mesh. LoDi.3 De LoDi.3 reconstructie maakt gebruik van dezelfde 2D-opdeling als de LoD2.2 recon structie. Hierbij worden eerst nog aangren zende dakdelen met een hoogtesprong kleiner dan 3 meter in een iteratief proces samengevoegd. Dit komt overeen met (onge veer) de hoogte van een verdieping. De iteratie begint bij de kleinste hoogtesprong en stopt wanneer er geen hoogtesprongen kleiner dan 3 meter over zijn. Hierna wordt voor ieder deel een extrusiewaarde berekend, de zogenaamde referentiehoogte. Ieder dakdeel wordt vervolgens naar deze referen tiehoogte opgetrokken. De referentiehoogte kan variëren afhankelijk van de statistische methode die wordt gebruikt, maar ook afhankelijk van de data-eisen van een specifieke toepassing (bijvoorbeeld goot-, nok-, maximale hoogte). Om deze referentie hoogtes te standaardiseren en de gebruiker de keuze te laten welke referentiehoogte zij/ hij wil gebruiken, berekenen we vier refe rentiehoogtes per dakdeel op basis van de maaiveld grenslijnen als het 5e percentiel van alle grondpunten die zich binnen een 4m-buffer van het gebouw bevinden. Hiervoor zou ook een 'intersec tion curve' van het terrein kunnen worden gebruikt. Het optrekken gebeurt zo dat er geen inwendige muren ontstaan en de mesh topologisch 'klopt'.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Geo-Info | 2021 | | pagina 6