drukt in graden van de meridiaan (boogmaat) over die plaats, noemt
men de geografische breedte. Men kan ook zeggen, dat men onder de
geografische breedte van een punt verstaat de hoek (hoekmaat)
welke de verticaal in dat punt met baar projectie op bet vlak van
de evenaar maakt.
De geografische breedte kan noordelijk of zuidelijk zijn en
wordt geteld van 0° tot 90° (noorder of zuider breedte)
Onder de geografische lengte van een punt verstaat men de af-
stand, uitgedrukt in graden, tussen de meridiaan over dat punt en
de aangenomen nul-meridiaan, gemeten längs de evenaar. Of, de
geografische lengte van een punt is de hoek, welke het meridiaan-
vlak door dat punt maakt met het vlak van de aangenomen eerste
of nul-meridiaan. De geografische lengte wordt geteld van 0° tot
180°, westelijk en oostelijk. Door de breedte- en lengtebepaling
van een punt is de richting van het schietlood (de verticaal) in
dat punt bepaald t.o.v. de aardas respectievelijk het vlak van de
nul-meridiaan.
De namen breedte en lengte zijn overgebleven uit de tijd, dat
de bewoners van het Middellandse Zee-gebied nog niet veel meer van
de aarde kenden dan hun eigen gebied. Door de rechthoekige vorm
ervan met de kortste zijde in meridionale richting noemde men de
afstand in de richting zuid-noords breedte, en die van west naar
oost; lengte (zie plaat 1, fig. d)
Voor de orientering van een lijn AB op het aardoppervlak is
nodig, dat men het geografisch azimuth ervan kent. Onder het geo—
grafisch azimuth van een lijn AB verstaat men de standhoek, welke
het vlak door het punt B en de verticaal in het punt A maakt met
het meridiaanvlak in dit laatste punt (zie plaat 2 fig. 3)Het
wordt in de geodesie en de kartografie geteld van het noorden in
de richting van de loop van de wijzers van een klok van 0° tot
360°.
Onder de derde coördinaat van een punt, de hoogte, verstaat
men de afstand van het voetpunt van de loodlijn door het betrokken
punt tot het aangenomen vergelijkingsvlak, in Nederland het vlak
van het Normaal Amsterdams Peil, dus niet t.o.v. het kaartvlak
(zie XI.2.1o)