- 14 -
1.3.2. Centesimale graadverdeling
Misschien ten overvloede, willen wij er hier op wijzen, dat
de landmeetkundige hoekmeetinstrumenten tegenwoordig veelal een
centesimale verdeling van de cirkelranden bezitten: de rechte hoek
is verdeeld in 100 graden, een graad in 100 minuten, en een minuut
o 1 u
in 100 seconden. Inplaats van de tekens in het sexagesimale
stelsel, gebruikt men in het centesimales 6 de Fransman onder-
scheidt in het spraakgebruik 1e degre (Sng.-Amer. degree) sexagesi-
maal 1e grade (Eng.-Amer. grade) centesimaal. Men gebruikt de deci-
male sohrijfwijze: 327g, 7862 of 327S78C62°C} men spreekt ook van
deci-, centi-, milli- en decimilli graden. 0p de officiele Franse
topografische kaarten zijn de parallellen en meridianen volgens
G
het centesimale systeem geconstrueerd; men schrijft b.v. 37 22 80
1.41De technische of meetkundige grondslag van een kaartering
Bij de opmetingen, het in kaart brengen van een gebied, volgt
men, teneinde de gevolgen van de voortplanting van de fouten tot
een minimum terug te brengen, de regel: meten van het grote naar
het kleine; dus in omgekeerde zin als bij het aanbrengen van aard-
rijkskundige kennis; hier gaat men van het kleine (de bekende naaste
omgeving), naar het grote (het onbekende)
Men legt het te meten terrein aan een figuur vast, welke zo
dicht mogelijk de hoofdtrekken er van nadert. Die hoofdfiguur is
meestal een net van driehoeken met zijden van 20 tot 50 km en langer.
De onderlinge ligging van de driehoekspunten en de ligging van de
hoofdfiguur op het aardoppervlak wordt op aarde gemeten en op een
ellipsoide, zie 1.1, berekend.
Bovendien is nodig de kennis van de hoogte van enige over het
gehele gebied verspreide punten ten opzichte van een bepaald nul-
of vergelijkingsvlak. Dit stelsel, dit raamwerk van punten, het
driehoeksnet van de eerste orde of het primaire driehoeksnet, bene-
vens het primaire net van vaste hoogtepunten, noemt men de tech
nische of meetkundige grondslag.
De metingen en de daarop volgende berekeningen van de onder
linge ligging van de punten en bovendien van de ligging van de
hoofdfiguur op het aardoppervlak, d.i. op het theoretisch aangeno-
n» 0 QQ